was een elfde druk uit 1951, prachtig uitgegeven door Stols, die zijn beeldmerk in goud had laten stansen op het ivoorkleurige harde kaft. Ik las als jongen De idioot in het bad, dat me net zo onmiddellijk bijbleef als (het eveneens epische gedicht) Der Erlkönig van Goethe op muziek van Schubert. Ik herinner me de onbegrijpelijke titel boven een van de gedichten. Vahine no te tiare stond er, met daaronder klein en cursief de naam van Gauguin. Een mooie titel. Maar wat betekende het? De wereld had nog vele geheimen voor me en een daarvan was dat mysterieuze Vahine no te tiare boven het gedicht over een vrouw die zo een dolk kon werpen naar haar minnaar.
Na de dood van mijn moeder heb ik de Stols-editie van Parken en woestijnen geërfd. Bij herlezing waren bijna alle gedichten me nog vertrouwd, ongeveer zoals ik me tal van nummers van Cuby & the Blizzards uit de jaren zestig nog noot voor noot kon herinneren toen ik een tijd geleden de elpees weer eens draaide.
Omdat ik zo heel weinig wist van het leven van Vasalis droeg de biografie veel bij aan mijn begrip van haar gave debuutbundel. Eindelijk kon ik dat woord ‘woestijnen’ in de titel werkelijk plaatsen: Vasalis heeft in 1936-37 een jaar in Zuid-Afrika doorgebracht, in de woestijnachtige Karoo, waar ze zich ontwikkelde tot een uitstekend ruiter en ook gedichten schreef. Tot mijn verbazing bleek dat Vasalis pas zes- of zevenentwintig was toen ze De idioot in het bad schreef. Ik had de maakster van dat gedicht altijd minstens tien jaar ouder geschat. Maar op zo jonge leeftijd was ze dus al tot zoveel inleving, mededogen en distantie in staat. De badkuip waarin de idioot werd ondergedompeld stond in de psychiatrische inrichting Santpoort bij Haarlem. Uiterst interessant - maar dat is echt beroepsdeformatie - vond ik om te lezen dat notabene Vestdijk nog heeft gesleuteld aan de tweede strofe van dit beroemde gedicht - il miglior fabbro, de betere vakman, op dat moment - en dat Vasalis zijn omzettingen grotendeels heeft geaccepteerd.
Dit zijn maar een paar details uit een ongelooflijk rijke biografie.
Het is wel curieus dat een dichteres die tijdens haar leven zozeer de openbaarheid meed, nu een biografie heeft gekregen waarin we haar zo persoonlijk, van zo nabij leren kennen. Het is te danken aan de empathie en het psychologisch inzicht van de biografe, maar vooral aan de talloze brief- en dagboekfragmenten van Vasalis zelf. Haar dagboeknotities hebben mij het meest getroffen. Ze liggen vaak dicht tegen haar poëzie aan. Soms zie je in de aantekening het gedicht of losse dichtregels al opdoemen. Zonder daar op uit te zijn heeft Vasalis naast een publiek oeuvre van gedichten een intiem oeuvre van brieven en dagboeken gecreeerd, tussen de bedrijven van een druk leven door, in zinnen die dezelfde vloeiende en krachtige energie hebben als de zinnen van Hillesum - die in de eerste