Niemand had, toen ik in Terwispel (Friesland) 't licht mocht zien, gedacht dat ik hier en nu nog eens mijn heengaan uit zou venten. Een wonder toch, dat zoiets in dat kind kon schuilen. Ikzelf was tot op de dag van gister nog het meest verbaasd. De krachten die mij werden toegeworpen, mijn stijl als schrijver (wellicht als dichter ook, natuurlijk wou ik worden wat ik van nature niet zou zijn), al die dingen waren kleiner dan wat ik 't minst vermocht: gewoon te leven, vrij.
Wat ik zeggen wilde nu wij aan mijn groeve staan. Dit leven krookte onder woordgewoeker. Ook hier en nu dreigt te verdwijnen wat ik, eenmaal uitgeteld, ontdekte: aarde, eigen grond om op te staan.
Het is bitter pas in een laatste vers te dichten: 't gat waar ik almaar voor mij pratend, levenslang omheen gewandeld heb.