Sander Terbruggen
Korenmoeder
Haar schepping droeg dit keer
geen rotte kroon van zwarte roest
het koren bloeide druppels
die in zonlicht goudgeel stralen
maar hoe jij in de kamer ligt
je benen wijd, de luiken dicht
verklapt hoe moeder stiekem
slechts de dood wist te maskeren
zo kleuren na de honingdauw
dus krijs je slaap maar langzaam uit
verdwaal in eindeloze velden
al riekt het daar naar lijkenvlees
van wat het blijkbaar moest ontgelden.
Hoe de rotting in de verzen zwiepen kan als men - eenmaal manisch dichter - de hele bende gaat verwerken. Zich ondanks toch weer alles in het woord verwerken moeten: we kunnen toch niet anders? Slijm, ontgelden, van repen lijkenvlees een kroon gevlochten. Uit haar akker opgekeken.