Rouke van der Hoek
Leidekker
Ik hang aan de dakgoot van de kerk, die ik zelf heb
bevestigd en wens mezelf een ander beroep toe,
wijnconsulent of steenbakker of waarzegger, ja
altijd onbeperkt de waarheid spreken, dat zou
te leren moeten zijn als je het eenvoudig houdt.
‘Er zijn veel mannen, hun bijdrage is beperkt.’
‘Met twee voeten op de grond kan je toch vallen.’
Als ik het hoofd laat hangen zie ik onmiskenbaar
neef Guus onder me doorlopen, enthousiast
alsof hij gaat schaatsen, maar het is hartje zomer.
Hartje zomer, onmiskenbaar een waarheid, het lijkt
alsof ik mijn beroep, mijn bestemming heb gevonden
en spreek me zwetend, hangend aan purperen vingers
nieuwe, ware moed in: ‘Ik wil dit erg graag navertellen.
Het zou zonde zijn als ik dit niet kan navertellen.’
Altijd weer moet dit beroep naverteld: geen geschreven regel zonder daarin een dichter die zijn dagelijks brood liefst minder duur zou maken. Dat móet erin. Lijden, hoe doodgevaarlijk alle toeren, hoe je ook volgens de regels van alle Instituten voor Volksveiligheid onthalsd kunt raken. Naar boven blijven kijken, naar wat je altijd worden wilde.