Tirade. Jaargang 54 (nrs. 432-436)(2010)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 32] [p. 32] Eva Gerlach Gedichten Loop 1 ‘Iets in de wandeling verplaatst je ondanks jezelf, het splinterbot, aan elke voet de opgeloste koers, lekken van weg door eelt, het wrijven tussen dood en slaap, de stap gehangen aan de hiel, de zweepslag waaruit je valt, de lucht die dolgedraaid, je blaren stukgelikt, tong op je schoenen vol vlammen. Iets graaft in je hoe je moet.’ [pagina 33] [p. 33] 2 Langs het ven gegaan. Het oppervlak van het water zweefde boven het water in de zon. Ik dacht dat tussen beide oppervlakken in ik iedereen die ik ben kwijtgeraakt halsbrekend kon zien balanceren tussen op en onder alsof er nog iets zou veranderen, bloed terug zou komen als ik diep genoeg zou snijden in de polsen van de tijd druppel voor druppel jij en jij en jij. Het ven lag op het andere van dichtbij. Zwart. Niks te zien. Verduisteringsgordijn. [pagina 34] [p. 34] 3 Reiger draaddun gerekt, geduld, de sloot schiet vis. Verwachting, zei je, honger, balans, dolksnavel, alles wat ik mis. Solide in je diepte, handen tussen opgetrokken knieën, blind, blauwblauw. Kon ik jagen, kon ik je omhoog- bijten, holbot in je steken, luchtzak - echt: tijd voor uitbraak, met een handklap blaas ik wiekslag, veren heb je hier, een eeuwigheid een voetafzet. [pagina 35] [p. 35] 4 Iemand achter je zet zijn zolen zo in je sporen tegelijk met die van jou dat je hem als hij geen massa had niet zou horen maar hij heeft gewicht, het kraakt als hij beweegt, het is duidelijk dat hij leeft. Waarom dan hier vlak achter je, zijn adem in je nek al niet meer voelbaar van vertrouwdheid of (nu hij je opvult) omdat door je mond zijn lucht ontsnapt - hij heeft precies je schoenmaat, voetgebrek, je scheve gang zoals hij struikelt, door hetzelfde blad waadt als jij, aan dezelfde doorns blijft hangen en nu het tijd wordt uit je lichaam stapt, een nevel, ben jij dat? een sliert, geweest geweest, het zeuren van een mees. [pagina 36] [p. 36] 5 Als elke dag naast de oranje zon langs de vierkante koeien door nat gras hier in de onherhaalbare eeuwige ochtend loop ik over wat zo (als altijd) voortraast dat ik niks merk, gewoon maar kijk en luister - die troepen goudplevieren hoger! hoger! opschroevend naar het zuiden, eerste vlies ijs op de sloot en ik hier die mee blijf draaien in verandering van blauw en weefsel met de vaart van alles en doorbesta voor nu en nu en nu. Vorige Volgende