Tirade. Jaargang 54 (nrs. 432-436)(2010)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 20] [p. 20] Wiljan van den Akker Gedichten Verstreken Alles is hier op dit moment altijd voortdurend in een razende staat van verandering bezig een verstreken gedaante aan te nemen. Je kunt het zo bestendig niet denken of het is er geweest en blijft als verdwenen aanwezig. Avond aan avond komt een nieuwe geliefde trouw aan het beeld waarmee je elkaar 's ochtends aan tafel hebt achtergelaten weer thuis. Kijk: ze verschijnt aan het eind van de straat zwaait als vanouds met een kersverse hand herinnerde warmte vooruit en kust je van ver al tot ziens op een andere mond bij het opstaan. Zo verwaaien we samen duurzaam als klanken blijven verdwijnen als muziek in de oren en wachten net zo lang op het slot tot we volledig afwezig zijn om dan pas volmaakt in het niets uit een stuk te kunnen bestaan. [pagina 21] [p. 21] Standpunt Dit is het. Meer valt er eerlijk gezegd op zo'n moment niet van te maken. Het was zo aandoenlijk begonnen met een licht donzen vacht die voortdurend geaaid moest worden waarna het altijd kronkelde van genot een tevreden gepruttel liet horen. Ongemerkt is het stil blijven staan hield het opeens op met groeien. Wel heeft het nog even in de tuin staan grommen voordat het helemaal in zichzelf keerde en verdween. Zo is het. Meer zit er op dit moment in alle oprechtheid gewoon niet in. [pagina 22] [p. 22] Schaduwlopen Hoe lang sta ik inmiddels hier stil bij de deur. In de verste verte hoor ik niets dat lijkt op een hees schuifelend mompelen - ben jij dat- roep ik dan maar door een kier. Zodra ik even de hoek om wil gluren in een jas van hun schaduw verborgen zijn ze verdwenen geruisloos naar binnen geschoven. Moet ik soms een kunstje doen op mijn handen gaan staan en mezelf in omgekeerde toestand aftrekken. Maar ik schaam mij bij voorbaat voor de gedachte alleen al aan vallen. Af en toe gaat er geen dag voorbij of het dreigt op een zeker moment plotseling donker te worden. [pagina 23] [p. 23] Nestgeur Alsof de deur zomaar een ding is. Knalt uit de slaap met een trap in het slot. In het donker de punt van de tafel scherp binnensmonds in de zij horen grommen, aan gerinkel de komst van het vallen en spatten van glazen voorspellen om dan de kreunende treden naar zolder op en af te tellen en hoe zacht het plafond zal gaan zuchten onder de loodzware stap naar het bed. Gekraak van de heldere nacht. In het kille licht hangt een ragfijne mist laag bij de grond ruikt het steeds scherper opnieuw naar vertrek. Harnekkig kruipt een vreemde nestgeur omhoog uit de kelder. Vorige Volgende