| |
| |
| |
D. Hooijer
Gedichten
Vliegers
1
Bij heldere nachten zonder maan
komt Berend de caravan uit
hij ondergraaft dat de knal klopt
en stof eens sneller is geweest
dan het zeker zo sloom reizend licht
hem is teruggeschreven, de brief
de buitenkant al, en binnen ijskoud
zodat hij slapeloos van razernij
rekent en zijn mening niet herziet.
Geen angst voor de diepe lucht
en voor de rat aan zijn voeten
wat hem stoort is de eenzame prater
die 's nachts om hem heen hangt
zo? eet de eenzame elke dag oesters
Berend krijgt misschien wel zeesterren
binnen, hij eet uit blik met een lepel
zijn gelijk zou hij willen eten.
Hij gaat met zijn kar verderop staan
geen schijn geen lichtkier van de stad
ze sluipen hier, als hij iets had bezeten
zou hij al drie keer bestolen zijn
| |
| |
Berend schrijft: waarde collega
ik ben geloof ik wanhopig maar ik ken
niemand met wie ik mij vergelijken kan
weldegelijk verstuurt hij die brief.
| |
| |
2
Mooi was ik nooit en hard werken
is mijn devies, ik verzorg
een dame mevrouw is haar naam
we zijn in godsnaam naar zee gegaan
hier moet haar huid genezen
als ik in het stikdonker dat water haal
komt het dreunen van alle kanten
ik hoor aan het lichte geluid
van het schuim waar de zee begint
ik schep maar wat, dit moet het zijn
haar huid bekoelde, genas vannacht
word ik ontslagen? hoe moet ik
dat vluchtig wuiven zien als ze
op jacht gaat naar iets diepuitgesnedens.
Dus op naar de duinen vandaag
er lopen er meer, verplegers zeg maar
ik minder mooie moet afwachten
ik kan nog prachtig: lopen, staan,
luisteren kan ik heel mooi
duinen zijn geurig maar de beste geur
is de stank van de bunker, oud zeezand
met nieuwe urine, goddelijk mengsel.
| |
| |
De man die ik vang zocht een ander
een oude baardman ik ben toeval
hij wil een vader, een moeder, een mens,
een man, dat is niet moeilijk voor mij
kom, dat is gewoon liefde
hij is jaloers op de lelijken
als ze met hun familie op het strand
lachen en de vliegers aanwijzen en
met ijs in de hand de zee in gaan
dat beloof ik hem, ijs, lachen,
vliegers aan wij zen maar eerst
vallen we elkaar in de armen of
hij lelijk, ik mooi naar het strand gaan.
| |
| |
3
Berend is naar de camping teruggekeerd
er staat brief voor hem klaar hij verbleekt
om die koele buitenkant alweer
binnenin straalt het woord: Invitation
nooit zal het glorieuzer worden, nooit
zal er hierna iets mooiers gebeuren.
| |
| |
| |
Wrevel
1
Ik reis in een taxi 's nachts
verzwijg dat de wind krimpt
eens in de twintig tellen
huid of zijn bloed nooit kookt
met zijn gelaarsde vrienden
vechten of wind een mens is
| |
| |
iemand buiten om het huis
huilt en schudt haar haren
ik draag de dijen zo anders
verf mijn haren levenslang
| |
| |
2
In het water kijk ik of ik zie hoe
een geest of iets aan mijn nek schudt
telkens telkens zie ik de tique niet
de zwarte die 's nachts werkt
heeft haar ogen in mijn nek
altijd vrouwen, ik ken elke haar
van de soort die mij moet
haar nacht krijg ik en haar trui
dicht die gordijnen, ze is niet bang
nooit in dienst al wilde ik
rats en kuch maak ik op de boot
niet zij, de drank mag mee
ik lijd aan kwade schaamte
geen man voor zijn bek sla
hoofdpijn van trots dat aan boord
een vriend zowaar met mij vocht
onze liederen maken zichzelf
onze messen tikken de maat
ik leef niet ik slijt niet, als mijn
vrienden in het harnas gestorven zijn
zal je mij nog trillend zien leven
| |
| |
vandaag wil ik niet harder varen
dan het afgevallen blad dat
op het water voortgeblazen wordt
ik wil wat me bezielt, grijpen
| |
| |
| |
Los
Ik kreeg een verzoek, telefonisch
voor een rustige man, wie weet
ik lijd aan zwijgzaamheid, breng ik
de klant woont in een oud rot huis
hier twijfelt hij aan goed en kwaad
en meer waarvan ik weinig weet
zodat ik wel zwijgen moet
hij twijfelt voor de grap aan mij en
lacht als ik iets eet wat even bewoog
ik denk een dier en dat het geleden
heeft weet ik zekerder dan hij
later lig ik op een bed ondersteboven
staat daarom hierna de kamer linksom
rood kachelvuur brandt nog stil
los van geluk keer ik naar de
speelzaal en win mijn schulden bijeen
omdat ik zijn wantrouwen heb toegepast
ik kan niet slapen, moet ik voortaan
twijfelen, kan een man als ik
|
|