de hand liggende voorwerp al met het andere, dat van straks, dat van daarginds. Elsje pakte dus nogal eens de bijl.’ Dit is vrij vroeg in de roman, en de lezer zal zijn vraagtekens zetten bij dat ‘straks’ en ‘daarginds’, want hij weet niet wat De Moor daarmee bedoelt. Hij weet helemaal niet dat Elsje veel later een bijl zal gebruiken tegen de hospita. Er wordt gedaan alsof de bijl in het dna van Elsje zit.
De Moor komt regelmatig met ‘voortekenen’. Wanneer Rembrandt op zijn wandeling door de stad in het begin van de roman op het Damrak komt staat er: ‘Uit een van die logementen was een week geleden het meisje gestormd dat de schilder vandaag zou ontmoeten. Een ontmoeting die als alle ontmoetingen lang van tevoren was voorbereid en in feite ook al begonnen.’
Is Rembrandts ‘ontmoeting’ met Elsje ‘lang van tevoren voorbereid’? Waardoor, door wie? Wat voor soort verbanden suggereert De Moor? Iets uit de wereld van de kosmische verbanden en synchronisatie van Carl Jung?
De Moor werkt ook regelmatig met zogeheten ‘prospectieve’ elementen: vooraankondigingen van iets dat later zal plaatshebben. Dat is in toneelstukken een veel voorkomend middel om spanning op te roepen: een mes dat in de eerste acte te zien is, wordt later echt gebruikt. In een roman werkt dit alleen als er niet bij verteld wordt dat het gebruikt zal worden. En dat is wat De Moor juist wel doet. Op pagina 42, wanneer Elsje nog in Jutland is, heeft ze de letters van haar naam leren schrijven, geholpen door een jongen die een beetje verliefd op haar is. De Moor schrijft daar, vooruitwijzend: ‘Pas over een half jaar zou het moment van de vier letters de weg naar haar hoofd, haar hart en vooral haar handen terugvinden. Ze zou de speld die haar haar bijeenhield lostrekken en naar een diepe stenen vensternis lopen die afgesloten was met een traliehek.’
Waar is deze vooruitwijzing voor nodig? Wanneer Elsje haar naam opnieuw schrijft met behulp van haar haarspeld zijn we bijna tweehonderd pagina's verder, op pagina 237. De lezer is die vooraankondiging dan al lang vergeten. Die heeft dus geen enkele functie. De Moor maakt ook veel gebruik van de kreeftengang: je vertelt eerst het slot van een gebeurtenis en later pas het begin. Dit voorkomt het rechttoe rechtaan vertellen, maar De Moor doet het in De schilder en het meisje zo vaak dat je er als lezer kregelig van wordt. Het wordt een foefje.
Het verwarrende is dat De schilder en het meisje vol stoplappen zit, maar dat die stoplappen schitterende pagina's, alinea's en zinnen bevatten, zoals: ‘Een