Het gaf me geen vleugels, het legde me wekenlang plat.
Ik kon niet telefoneren zonder rillingen,
en als ik lachte, droop er vogelbloed van mijn tandvlees.
We hebben het niet over liefde,
ik heb mezelf tot een dierlijk wezen gebaard.
Toen ik vijftien was, dronk ik met oud en nieuw dat jaar voor het eerst alcohol, waarna de wereld begon te draaien. De wereld draaide al, maar dan in de vorm van tennisballen, tollen, het levenswegrad, de ogen van mijn vader bij een sarcastische opmerking, misschien, en dit was echter. Ik dacht dat ik eindelijk zou kunnen bellen zonder rillingen, maar het gaf me geen vleugels, en het legde me ook niet wekenlang plat.
Toen ik elf was, plakte ik plaatjes van mijn favoriete popsterren over de kaft van mijn Winnie de Pooh dagboek in de hoop dat de inhoud hierdoor ernstiger, wereldser zou worden. Tekst bleek zich niet zo makkelijk voor de gek te laten houden en in een poging mijn verleden alsnog te redden, probeerde ik het boekje vervolgens in brand steken. Omdat ik lucifers eng vond, bracht ik het een paar dagen later naar het oud papier.
Toen ik achtenzestig werd, schreef ik mijn eerste gedicht over de liefde waarin ik het niet hoefde te vergelijken met dieren of planten. Liefde bestond uit twee tevreden mensen, legde zich vermoeid maar verzadigd neer in mijn buik, waarvan de navel stil bleef liggen als een hagedis op een zonnige steen.
Toen ik vijf was, droomde ik dat het sneeuwde, terwijl niemand me had verteld dat er een kans bestond dat er die nacht daadwerkelijk sneeuw zou vallen. Het had de hele nacht kunnen regenen. Ik werd wakker en de wereld was zo wit als mijn vijf jaar oude huid. Dit was de allereerste keer dat ik dacht dat ik de wereld kon veranderen.
Wat een genot een duaal onderkomen te hebben van misvattingen en onderbroken geloof!