Tirade. Jaargang 54 (nrs. 432-436)(2010)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 92] [p. 92] Harry M.P. van de Vijfeijke Gedichten De stad. We bleven. Ooit was er een reden. Zij had het ongemakkelijk die tijd, de stad. Er werden ingewanden weggehaald, geschiedenis bracht ongerief, gewoeker. Ik werd verwacht te bloeien. Klaproos op kaalslag. Ik viel niet mee. We raakten in de pas, het tumult waarmee ik je bezocht werd milder. De trouw die ik belijd is er niet een van het zweren. Het is liefde, een van goed vaarwater, rustig en welwillend als een schil. [pagina 93] [p. 93] Gevleesde armen en een schoot die troost. Bij buikroep, hongerknaag en droge mond. De regelmaat van het veilig voeden, vergeten van de te geringe noden van de dag. Stad. Mag een in jou volgroeide man nog per dag aan je rokken hangen? Wee worden van je geur, zoekend naar de zachtste plekken op je vel? Afzien van huilen, moeder, woede laten gaan in het zicht van je omarmen, mij behoedend voor de hel. Waar ik niemand ben. Stad, ik vlij mij tegen je zonbeschenen gevels. Vorige Volgende