‘Dan huur je er toch een.’
‘Een auto?’
‘Nee, een parkeerplaats natuurlijk. Nu hebben we een probleem.’
Daar was ik al bang voor, Edje zou in quarantaine moeten liggen. Hij draagt steevast een gevarieerd assortiment problemen met zich mee, de meeste daarvan besmettelijk.
‘Wat is er nu eigenlijk aan de hand Ed, ik begrijp er nog steeds niets van.’
‘De lijken man, je moet me helpen die lijken te verbergen en hoe wou je dat doen zonder auto.’
‘Welke lijken?’ vraag ik en probeer de toon zo luchtig mogelijk te houden.
‘Van die Surinamers natuurlijk. Je weet wat ze zeggen: geen lijk, geen moord. Die gasten moeten daar weg.’
Ik begin me wat ongerust te maken. Kletspraatjes van bezopen of stonede mafketels hoor ik vaker dan me lief is. Meestal is er weinig reden tot bezorgdheid, maar Edje heeft een reputatie. Ik besluit meteen door te dringen tot de kern van de zaak: ‘Wat voor Surinamers, waar heb je het in godsnaam over?’
‘Bij de Grote Markt. Dat zeg ik toch net. Ik had ze eerst niet in de gaten, maar ik hoorde ze praten. Duidelijk Surinamers.’
‘En die heb jij neergeschoten?’
‘Natuurlijk, het waren er zes en ze kwamen van alle kanten tegelijk. Dacht je dat ik ze een tik op hun neus ging geven.’
Nee, dat zit er niet in, Edje is geen vechtersbaas, ook al heeft hij een paar keer gezeten wegens geweldsdelicten. Het is maar een klein kereltje en zijn veroordelingen betreffen vooral overtredingen van de vuurwapenwet. Hij slaat niet, hij schiet. Nauwelijks een geruststellende gedachte in dit verband. Als zijn verhaal ook maar voor één zesde klopt, zitten we allebei flink in de nesten: Edje, omdat je geen Surinamers mag neerschieten en ik, omdat je geen voortvluchtige moordenaars mag verstoppen. Straks staat hier zowel een arrestatieteam als de anti-terreur brigade op de stoep. Met een tank waarschijnlijk. Vragen gaan die jongens echt niet stellen. Sinds de keer dat Edje een ongewapende verkeersagent neerschoot omdat die liep te zeuren over een kapot achterlicht, is hij niet populair bij de handhavende instanties.
Intussen kan die gek geen moment stilstaan en stuitert als een pingpongbal door de gang. Ik krijg schele koppijn van zijn geratel. De marmeren vloer is ijskoud. Tijd om de vergadering te verplaatsen. Met zachte hand leid ik hem