Tirade. Jaargang 53 (nrs. 427-431)
(2009)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 87]
| |
Arjen van Veelen
| |
[pagina 88]
| |
de huid? Zo ja, dan zou het niet goed gaan met onze taal. Het probleem is alleen dat op het forum niemand peinst over een tekst in het Hollands. Als tatoeagetaal lijkt het Nederlands taboe. Ik sta op het punt de pagina's te verlaten als ik een reactie lees van een buitenstaander, iemand met een onbeschreven lichaam, kennelijk een gymnasiast. Ze wijst op schrijffouten in sommige Latijnse vertalingen en vraagt zich af waarom iedereen tatoeages wil in een onbekende taal. ‘In het Latijn,’ reageert een meisje, ‘straalde de text meer kracht uit dan in het Nederlands.’ Een ander schrijft: ‘Ik heb ook 2 nl namen opgezocht in het Chinees en vervolgens naar Chinese restaurants gegaan om hun te vrage wat daar staat en moet zegge er kwam tog egt uit wat de bedoeling was, dus die tattoos gaan er komen!! En waarom in t chinees? Stuk toffer dan ons taaltje’. Dan valt mijn oog op de reactie van ene Madd, een vrouw van 20. ‘De Nederlandse taal’, schrijft ze, ‘is gewoon oerlelijk om te spreken en echt mooi ist ook niet om te zien. t slaat toch nergens op om ik zag kwam en overwon te zetten, dat is gewoon lelijk. Maar ik het Latijns is het gewoon mooi. Dat je dat niet snapt, zeg, vind ik een beetje dom.’ Ik zou het zelf anders formuleren, maar ik ben het met haar eens: ook ik zou het holle Hollands soms best willen ruilen voor het rijke Latijn. Maar er is nog iets dat mij charmeert aan deze reactie, iets dat mij een beginnetje van een antwoord lijkt te geven op een vraag die mij al een tijd bezighoudt. Ik denk dat die vraag anderhalf jaar geleden voor het eerst bij me opkwam, nadat ik een maand had rondgereisd in Zuid Afrika. Een vriend had mij de website Couchsurfing.com aanbevolen. Dat is een site waar de deelnemers hun huis aanbieden als slaapplaats. Eerst aarzelend, later enthousiast, maakte ik tijdens de reis gebruik van deze dienst. Zo kwam het dat ik in Kaapstad twee nachten op de bank sliep van een vrouw die ik nooit eerder had ontmoet. Cecille, heette ze. Op de website had ze zichzelf Ce# genoemd. ‘Ik hou van mensen’, schreef ze in het Engels. ‘Ik denk dat we op een bepaalde manier allemaal een verschil maken. Ik ben nieuwsgierig naar dat verschil.’ Op weg naar haar huis kreeg ik een sms-je dat ik nog steeds bewaar op mijn sim-kaart. Het eindigt met de woorden: ‘enjoy the road. Lv Ce#’. Love Cecille. Ik weet nog dat ik verrast was. Ik was er toen nog niet aan gewend dat ‘love’ weinig meer betekent dan ‘mvg’. Cecille had een rode mini waarmee ze me naar een filmfestival bracht. Ook gingen we naar het strand en voerden we goede gesprekken. Bij mijn | |
[pagina 89]
| |
vertrek liet ik als geste twee boeken achter. Ik koester aangename herinneringen aan die twee dagen, maar Cecille zou langzaam uit mijn hoofd verdwenen zijn als ze niet een reference had achtergelaten op mijn profiel. Dat is een beoordeling van de ontmoeting. Je kunt het vergelijken met de beoordelingen die kopers en bieders op veilingsite Ebay elkaar geven. Het geeft een indruk van de betrouwbaarheid van een persoon. Op Couchsurfing.com kon je destijds kiezen uit vijf kwalificaties, variërend van ‘extremely positive’ tot ‘extremely negative’.Ga naar voetnoot1 Cecille had mijn bezoek beoordeeld als extreem positief. Ook had Cecille mij een ‘vriendschapsverzoek’ gemaild. Ik klikte op ‘accept’. De website vroeg mij nu om ‘friendship type’ te selecteren (good friend? very good friend?) en vragen te beantwoorden over onze relatie (‘Please tell us how you know your friend. Please select how well you know this other person. Please select the trust degree associated with this person.’). Ik was nu vriend van Cecille. Maar ik sprak haar nooit meer. Het laatste dat ik van haar vernam, nu een jaar geleden, was het bericht: ‘You have been vouched for from Ce# Cape Town.’ Dat betekende dat Cecille borg voor mij staat. Ik heette nu officieel ‘zeer betrouwbaar’. Ik voelde me ongemakkelijk door al deze woorden. Vriend? Zeer betrouwbaar? Extreem positief? Misschien klopte dat allemaal. Maar ging het niet wat snel? En waren de woorden niet veel te groot? Ik dacht daar over na, en bedacht dat het kwam door het internet. Mijn hypothese was dat in vroeger tijden de mensen gedwongen waren eerst na te denken voordat ze iets opschreven. Het kleitablet en de papyrus zijn duur materiaal. Hoe goedkoper het medium, hoe goedkoper worden de woorden, meende ik. En in onze tijd, door de komst van internet, is schrijven nagenoeg gratis geworden. Dus wordt er vaak maar wat raak geschreven. En kunnen woorden hol worden. Mijn ongemak kwam, kortom, voort uit de | |
[pagina 90]
| |
opvatting dat je zuinig op woorden moet zijn. Dat je grote woorden dient te reserveren voor grote gelegenheden. Wanneer je woorden, uitroeptekens, of de Caps Lock maar klakkeloos gebruikt, verliest de taal aan zeggingskracht. Zo ben ik opgevoed. Zo ben ik getraind. En twee van mijn leermeesters zijn schrijvers die op de bres hebben gestaan voor het belang van klare taal: de Atheense historicus Thucydides en de betrokken allesschrijver George Orwell. In 431 v. Chr. breekt in Athene een grote oorlog uit die de ondergang zal worden van de stad. Thucydides is dan 29 jaar oud. Tijdens de oorlog begint hij aan een verslag van de gebeurtenissen. Hij doet dat in een sobere, wetenschappelijke taal, die zijn relaas vaak tot droge kost maakt. Maar er zijn ook passages waar de schrijver even uit zijn wetenschappelijke rol lijkt te vallen. Dan is hij een tv-correspondent die tegen tranen vecht. Die passages zijn des te indringender omdat ze worden omringd door droge woorden en statistieken. In één van de meest intense passages uit zijn boek, treurt hij om het feit dat woorden door de oorlog hun betekenis verliezen. Thucydides beschrijft de lotgevallen van het stadsstaatje Kerkyra, waar een burgeroorlog woedt. Hij constateert met vochtige ogen dat ‘doldriestheid’ opeens staat voor ‘dapperheid’, ‘aarzeling’ opeens voor ‘lafheid’, ‘nadenken’ voor ‘slapheid’. De woorden hebben hun zeggingskracht verloren. Het maakt zijn werk onmogelijk. Met de woorden gaat ook een beschaving ten onder, meent hij. ‘De eenvoud,’ schrijft Thucydides in het derde boek van De Peloponnesische oorlog, ‘werd uitgelachen en ging verloren.’ In het Engeland van vlak na de tweede wereldoorlog is het bon ton geworden om bloemen en kamerplanten niet langer bij hun gewone naam te noemen, maar bij hun Latijnse titel. Het vergeet-mij-nietje heet opeens een Myosotis. George Orwell noemt deze taalmode in zijn essay Politics and the English Language (verschenen in 1946), als een voorbeeld van pretentieus, onwaar taalgebruik. Zijn essay is een helder pleidooi tegen versleten uitdrukkingen, holle frasen, en standaardtaal. Tegen taal zonder nadenken, kortom. Hij pleit voor taalpurisme. Niet vanuit sentimenteel conservatisme, ‘like preferring candles to electric light’, maar vanuit de visie dat schrijven zonder denken gevaarlijk kan zijn. | |
[pagina 91]
| |
Woorden kunnen op twee manieren hun betekenis verliezen. De eerste is als niemand ze meer gebruikt. De uitdrukking ‘euvel duiden’, bijvoorbeeld, zal binnenkort misschien sterven. De tweede manier is als woorden gedachteloos worden gebruikt. Dan worden ze leeg. Zoals het woord ‘extreem’: dat heeft zijn kracht verloren en staat nu voor ‘tamelijk’. Het woord ‘respect’ betekent niet langer ‘hoogachting’. Het zijn de Zimbabwaanse bankbiljetten van het Nederlands. En als bankbiljetten hun waarde verliezen, kun je wel gaan bijdrukken, maar daarmee versterk je het effect. Als het woord ‘leuk’ niet meer leuk is zeggen we ‘superleuk’, ‘helemaal leuk’, ‘echt superleuk’ of ‘echt zó leuk’ - en ‘leuk’ keldert alleen maar verder in waarde. Het internet heeft een enorme impuls gegeven aan deze laatste manier van woordinflatie. Dankzij internet werd er nog nooit zoveel Nederlands geschreven als nu. Op blogs en fora tikken we er lustig op los. De cijfers van één website, vriendenplatform Hyves, mogen volstaan: de gebruikers typen daar tien miljard woorden per maand. Dat is - hier past een groot woord - duizelingwekkend. Een heldere illustratie van betekenisverlies door klakkeloos gebruik is het x-je. Het is inmiddels zo normaal geworden om onderaan een e-mail de x-toets een tijdje ingedrukt te houden, dat het al zakelijk overkomt als je afsluit met maar één kusje. Een ander voorbeeld is het woordje ‘zo’. Zoals in: ‘Ik had het echt zó geschoten.’ Ook dat woord wordt te pas en te onpas gebruikt, liefst getypt met een flink aantal o's. Ooit gaf de overheid een educatieve folder uit waarin een spellingsvereenvoudiging werd uitgelegd. ‘Niet zóó, maar zó’, heette die brochure uit 1934. Nu zou de titel moeten zijn: ‘Niet zó, maar op zijn minst zoooooo’. Deze taalverschijnselen beperkten zich niet tot de frivole pagina's van internet. Ook op condoleanceregisters kom je uitgesleten taal tegen. Nadat een Boeing van Turkish Airlines was neergestort, opende de NOS een forum op haar website. Bezoekers betoonden daar hun medeleven door een toets even ingedrukt te houden. ‘Ik wil iedeereen heeeeeel veeeeeel sterkte wensen,’ kon je er lezen. Maar ook: ‘recpect voor alle mensen’. En: ‘Super erg wat er gebeurt is!!’ Of simpelweg: ‘ereeeeeeeg!!!!’ Als ik dat lees, voel ik mij als een oude docent, die moe is van het schrijven van sic in de kantlijn. Dan krijg ik de lede ogen van Thucydides. Dan wil ik Orwell citeren. Dan wil ik de Caps Lock aanzetten en schreeuwen: | |
[pagina 92]
| |
eerst nadenken, dan schrijven!!! Maar ik houd me in. Want waarom maakt het forum mij eigenlijk zo boos? Waar komt het ongemak vandaan? Misschien maak ik zelf een denkfout. Op internet is de drempel om iets te schrijven zo laag geworden, dat het verschil tussen schrijf- en spreektaal is weggevallen. Veel internettaal is bevroren spreektaal, maar mijn ogen zijn daar nog niet aan gewend. Mijn ogen zijn getraind door oude schrijvers die me geleerd hebben om geschreven taal te beschouwen als iets heiligs, iets hogers. Ik onderwerp spreektaal aan de eisen van schrijftaal. Ik lees het forum als een philoloog. En dus huiver ik. Mijn ongemak komt voort uit het meten met verkeerde maten. Alsof ik een gezellig keuvelgesprek heb opgenomen op de band, de conversatie uitschrijf en vervolgens deze versie vol rode strepen opstuur naar mijn gesprekspartner. Dat is unfair. Er is nog iets anders. Orwell was bang voor standaardwoorden. Hij zou nu zijn hart kunnen ophalen: het internet lijkt verliefd op afwisseling. Creatief, levend taalgebruik is de norm - zie alleen al het eigenwijze idioom van weblogs als Sargasso.nl of GeenStijl. Als het internet de oorzaak is van woordinflatie, dan is het ook het antidotum daartegen, al moeten we soms wennen aan de verschijningsvormen van dit tegengif. Toen ik zocht naar plaatsen waar er nog werd nagedacht over woorden, kwam ik op de site van Marina Orlova, een jonge Russin die enkele jaren geleden een YouTube-kanaal over taal begon. Voor de webcam legt ze, gekleed à la Paris Hilton, de herkomst van vreemde woorden uit. ‘Hi, my name is Marina,’ begint ze haar eerste filmpje. ‘I'm a philologist.’ Marina doceert: ‘Philos, that means love, and logos means word. So philology is the love for the words...’. Later behandelt ze woorden als serendipity, sesquipedalian, floccinaucinihilipilification, polka dot en wiki. Het kanaal trekt miljoenen kijkers. ‘Words are só cool,’ zegt Marina steeds. Ik ben het met haar eens, al zou ik het anders formuleren. Het internet verslijt onze taal soms, maar verrijkt die veel vaker. Het meest helder is dat misschien wel te zien aan de opkomst van de tekstuele tatoeage. Ooit was het repertoire voor tatoeages zeer beperkt. Een hartje, een anker, een gestileerde naam - dat was het wel. Het internet heeft gezorgd voor allerlei subgenres. Eén van meest interessante is de literaire tatoeage, zoals bijvoorbeeld te | |
[pagina 93]
| |
zien op de website Contrariwise.org, waar liefhebbers van literaire tatoeages elkaar treffen. Je ziet er foto's van mannen en vrouwen met literatuur op hun lijf, van Dante tot Dylan Thomas, van Sophocles tot George Orwell. De ethiek is hier: alles mag, behalve standaardtaal.Ga naar voetnoot1 Het taboe op standaardtaal heerst ook op het forum van Tattoos on Chicks. Een tekst moet iets betekenen, vindt bijna iedereen, en standaarduitdrukkingen zijn betekenisloos. Wanneer een dissident schrijft: ‘Ik vind die betekenisbullshit echt onzin, tattoo is toch gewoon versiering.’, valt de meerderheid over die opmerking heen. Een cynicus zegt wellicht dat het bevel tot originaliteit ook weer een cliché op zich kan worden, maar intussen zijn tatoeages rijker dan ze ooit waren. Wie zomaar wat op de huid kwakt staat hier laag in de hiërarchie. Orwell zou gelukkig zijn. Die lust tot afwijken van de standaardtaal lijkt precies de reden dat het Nederlands nauwelijks gebruikt wordt voor tatoeages. Het Nederlands is daarvoor te gewoon, te alledaags, te standaard. Is er een beter argument denkbaar dat het goed gaat met die taal? Dankzij internet denken mensen op dit forum na over taal, mensen die dat anders wellicht nooit zo hadden gedaan. Ze corrigeren elkaars fouten (‘Crescat komt van crescere en betekent groeien, niet geloven’, schrijft iemand) of leren elkaar de coniunctivus (‘heeft een meer subjectief karakter en drukt een wens, twijfel, mogelijkheid e.d. uit.’). Hoe langer ik er over nadenk, hoe meer bijzonder ik het vind. Tijdens mijn bezoek aan Tattoos on Chicks was er heel even een moment dat ik wilde ingrijpen. Ik las dat iemand overwoog om ‘Suum cuique’ op haar lijf te zetten. ‘Dat betekent: let each have his own’, schreef ze, ‘Laat ieder het zijne/hare hebben. Ik weet niet hoe ik er ooit op kwam, maar het is echt een soort levensovertuiging geworden. Dat ieder mens verschillend is, en dat dat juist een positief iets is. En dat door die verschillen juist veel moois kan ontstaan. Elkaar respeceteren. En ja, dat past bij mij.’ | |
[pagina 94]
| |
Maar wat moest ik zeggen? Of ze wel besefte dat dit de woorden van Cicero waren? Moest ik betweterig spelfouten gaan verbeteren in haar spreekschrijftaal? Waar bemoeide ik me eigenlijk mee? Ik hield me in. Suum cuique. |
|