Tirade. Jaargang 53 (nrs. 427-431)(2009)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 85] [p. 85] Sasja Janssen Gedichten Langst, drinken uit hoeden klapperen tippelen in jongenstuinen lakens waar ik aan sabbel onder struiken slaap daar waar jij woonde was het begonnen als stof tussen deur en dorpel ruisloze regen op een hond de regen was zacht voor mij vandaag daar waar de landziekte kroop in mijn skelet vergruisde het mijn hoofd waar ik niets meer had tot die grensdag van nieuwer naar nieuwst en ik mijn hoeden zocht verse tuinen begerige bomen wapperen zoet zoet om jou voor mij mijn langst, [pagina 86] [p. 86] Langst merken een zeestraat met twee armen speldenzwart, kopen een bos van veertien hectaren, de bomen mogen niet gewiekt, het water niet gezoet, vallen wij in zee slaan onze benen gaten, bekken wij met zoute mond, lepelen vissenlicht, (de lucht hangt los van ons, met zilver) overhoren elke boom, rimpeling boven de groene diepte, wij neigen naar een breedtegraad, welke dat is geheim, om de lucht erboven die wij niet kunnen bezitten, spiesen we een kokmeeuw en eten onze langst bitter. [pagina 87] [p. 87] Soldatenlied H. zegt alle meisjes dragen Gestapolaarzen als het flamingoroze zomert (de lama de ijsheilige is uit het voorjaar weggevoerd, wij verdrinken zijn nagedachtenis in dit park, H. en ik). H. zegt hij weet niet of ik een meisje ben als anderen want mijn schoenen doen hem nadenken over de flamenco en aan nachtblauwe namiddagen, daar doet alles hem aan denken, niet alleen strengen van meisjes of iemand zonder soldatenlaarzen, je hebt er wel de benen voor. Toen ik aan het uiterste einde uitgekleed voor H. stond met zijn laarzen uit Extremadura, mijn knieën stenen, ging hij secuur na hoe ik een meisje was als alle meisjes (misschien miste ik mijn baton die mij kon onderscheiden, en wist H. eigenlijk nog dat die lama het eerste ijs op de vijverhuid probeerde, wat onthield hij eigenlijk wel?) Vorige Volgende