| |
| |
| |
Mark Boog
Gedichten
Terugreis
raasde de mens, onzichtbaar voor voorbijgangers.
(Ik hecht er niettemin aan
mij te verontschuldigen voor eventuele misdaden.)
Aan de waakzame vingertoppen
ontspruiten de draden, doelgericht en sterk -
denk spin, denk web, vergeet de marionet -,
dat. Het is heel goed mogelijk
om in de massa op te gaan en zichzelf te blijven,
| |
| |
| |
Te over
Maar wanhopen? Instanties aanroepen?
Zich haren uit het huilende hoofd trekken?
Nergens aanleiding tot conclusies.
Mag dan het sluiten van gordijnen, heel voorzichtig?
Jawel. Erachter blijft beschikbaar,
ter raadpleging naar willekeur en behoefte,
| |
| |
| |
Veel, iets, wij
Hetzij dit, hetzij dat, maar iets geeft de doorslag.
Zonder aarzelen (want na aarzelen)
de enig juiste richting op.
Waarheen zich ook, en tegelijk, het weer begeeft.
middels borden - oorkonden, onderscheidingen.
Vanavond houden wij ons de hand weer vast,
zijn we terug aan het eind van onze wegen,
twee verschillende dagen armer.
Veel is ons vergeten, maakt zich op voor
nieuwe ontmoetingen. Diverse mogelijkheden
zien wij stralend en samen voor ons.
| |
| |
| |
Wij
Wij, verlichters, verluchters,
vol van het vreemdste mededogen,
brengers van al wat onnodig en weinig is,
venten we uit met de hartstocht
van de arme, het bitter van de verliezer.
En we houden ons aan strenge regels
die als een avondlijke hemel,
ons licht rantsoeneren. We verdelen het,
vermenigvuldigen het, zien het sterven.
| |
| |
| |
Wie?
Hoe snel worden wij vergeten - wie? Wij. Wie?
Wij. Hoge golf, rotskust, aflandig
de verraderlijke stroming. En ach, we lachten,
lachten we niet? - om de rode wimpels aan de
ijle palen, de borden langs de kade
met de ambtelijke uitleg (a..., b..., c...), hongerden
naar de honger na een dag, een lange, jonge dag
aan zee, in zee. Want wij wáren de zee
(wíj zíjn zéééé!), en niets onthutste ons behalve wijzelf.
En wij vergaten ons. Plastic op het strand,
verbruikt en onherkenbaar.
Sleepten ons door zand en sleur de vuile boulevard op.
| |
| |
| |
Onverbiddelijk voorwaarts
Onverbiddelijk voorwaarts.
Terugzien op zaken is een tijdverdrijf
Bal de vuist, strek de arm,
verbeeld - knijp de ogen stijver dicht
dan gisteren nog lukte - strijd.
En laat de avond neerdalen
als weemoed na wijn, het licht
lekkend als een vochtige doek,
weet dat je hier, nu, eeuwig, onherhaalbaar,
dat waardig te mislukken - zwijgend! -
nobel is, een nobel streven. Ochtend volgt.
|
|