men of zo bij het ontbijt, met flink beleg, en het dubbele tussen de middag. En vissen. Dan nam ik twee Marsen mee, en soms een zak chips. En cola.
Vissen, zegt hij en hij laat de dobber in het water zakken en kijkt naar het oranje puntje en als het beweegt haalt hij op en hij voelt dat hij beet heeft en even vergeet hij zijn honger.
Het is een voorntje, een blankvoorn. Een mooie kleine. Of is het een andere soort. Een bittervoorn misschien? Nee. Hij heeft een rode vlek boven zijn oog. Het is een blankvoorn.
Hij haalt hem van de haak en laat hem nog even in zijn grote natte hand liggen, tot de vis begint te bewegen. Dan zet hij hem terug. De voorn schiet weg.
Het wordt warmer. De brasem laat zich nu niet meer vangen. Of alleen de allerstomsten. Die altijd honger hebben. De voorntjes nog eventjes.
Vera in haar tuin. Die bloemen van haar, daar komen wespen op af, en hommels. Bennie is al twee keer geprikt.
Hij krabt aan zijn buik. Hij denkt aan een Snickers. Aan die kleverige massa, aan pinda's. Bij het tankstation verkopen ze dat wel. Daar hebben ze ook van die broodjes in plastic. En chips. En kauwgom voor daarna.
Hij blijft zitten.
Zal dat gevoel ooit over gaan? Dat geknaag, want dat is het. Knagen. Ze zeggen dat je maag op een gegeven moment mee krimpt, als het ware, en dat je dan geen honger meer hebt. Die fitnessgast zegt dat. Die heeft makkelijk praten. Eerst die rest eraf.
Hij tast in de plasticzak. Dit stukje brood nog, de rest is voor de vissen. Hij scheurt het brood doormidden en stopt het grootste stuk in zijn mond.
Als ik er nog eentje vang dan ga ik chips halen bij de pomp. Als ik er binnen het kwartier nog eentje vang. Geen ondermaatse.
Hij tuurt naar de dobber. De zon klimt door het blauw, bereikt de wolken. Het wordt beter zo.
Onder de honderd, zegt hij. Godver. En roken doe ik ook al niet.
Hij denkt aan Vera. Die kan dat beter, die krijgt dat konijnenvoer wel weg. Die loopt 's nachts niet naar de keukenkastjes.
De dobber is verdwenen. Hij haalt op, zonder haast. Veel weerstand op de lijn. Hij laat de hengel langzaam rijzen en wacht tot een grote brasem boven komt.
Dus toch nog een laatste brasem. Had zeker niet het geduld om de schaduw op te zoeken. Of wist dat ik hier zat met mijn brood.
De vis bungelt in de lucht. Een grote. Hij hangt roerloos aan de lijn.