‘Uw vrouw ook?’
Dat was me nog nooit gebeurd, en is nadien ook nooit meer voorgevallen, enkele dagen vooruit al te moeten beslissen wat mijn vrouw zou gaan eten.
‘Eh, ja.’
‘Dat is dus tweemaal vis. Dat zal ik doorgeven. Ons interview begint om acht uur, dus dan gaan we om ongeveer half zes eten. Zult u daar op tijd zijn?’
‘Eh, dat lijkt me wel, ik moet nog even nakijken hoe laat de trein daar arriveert.’
‘U reist per trein. Heeft u geen auto?’
‘Nee.’
‘Uitstekend. Dat neemt me voor u in. Over uw vragen hoeven we niet vooraf te spreken, ik merk het wel als we in de bibliotheek zijn. Aan tafel spreken wij dus over andere dingen. Tot maandag, meneer Peters.’
Enkele maanden later zou de tekst van ons Middelburgse gesprek in Optima verschijnen, wat ik hem meedeelde per brief, en daarbij schreef uit te kijken naar het diner en de uitreiking van de Libris Prijs (waarvoor hij was genomineerd) in Park Plaza te Amsterdam. Zo kort als zijn antwoord is, het bevat toch weer een karakteristiek zinnetje.
Amsterdam, 26 april 1998
Beste meneer Peters,
Wat de regels voor zoiets zijn, weet ik niet (moet ik de tekst niet eerst zien?), maar omdat ook ik met plezier aan ons gesprek terugdenk en veel vertrouwen in u heb, vind ik alles best. Het is bovendien een hele geruststelling te weten dat u er 25-5 bij bent. Dat is een bedreiging minder.
Met vriendelijke groet,
JJ Voskuil
Op 3 februari 1999 interviewde ik Han Voskuil opnieuw, ditmaal in de Raadszaal van het Stadhuis te Delft. Daarvan is geen weergave bewaard gebleven. Wel trof ik in mijn deel 5 van Het Bureau enkele knipsels uit plaatselijke kranten aan, met verslagen van dat optreden. We hebben het onder