alleen die voetstappen nog blijven. Ik luister aangedaan naar de opname die mijn recordertje voor altijd heeft vastgelegd.
Om hem weer terug te krijgen zoek ik oud-klasgenoten op.
Peter: ‘Ik zie hem weer zitten in zijn grijze jasje aan zijn tafel. Een verademing om les te krijgen van hem na al die sufkoppen die hun lesjes afdraaiden. Wat was hij geliefd in onze klas, een man die overwicht had, ons wist te boeien. Hij besteedde veel aandacht aan de Tachtigers.’
Ik: ‘Dat klopt. Hij las de polemieken voor die Kloos en Verwey met elkaar voerden. Ik herinner mijzelf nog een proefwerkvraag: Wie vond je sympathieker, Kloos of Verwey en leg uit waarom. Ik koos voor Verwey, heel conventioneel, omdat kalmte en beheersing goede eigenschappen zijn. Tot mijn verbazing koos Voskuil voor Kloos. Die emotionaliteit van Kloos had geen dubbele bodem. Hij liet zien wie hij was. Hij leerde je een eigen mening te hebben en niet blindelings achter die van anderen aan te lopen.’
Mariël staat als een ballerina in de deuropening, stralend. Ze was weer eens te laat.
Mariël: ‘Ik hoor hem nog zeggen: “Ik heb ook altijd moeite om op tijd te komen net als jij. Alleen, ik ben meestal te vroeg.” Dat vond ik zo sympathiek dat ik voortaan probeerde op tijd te komen bij hem.
Het was een knap ventje. Hij had borstelige wenkbrauwen, donkerblauwe ogen en zwart haar. Hij kwam altijd naar school op een statig fietsje. Een soort Wim de Bie in het klein. Zijn overzichten, schema's en tijdbalken zijn mij bijgebleven.’
Toos: ‘Ik was een bedeesd meisje, maar toen ik merkte dat je door goede antwoorden te geven goede cijfers kon krijgen werd ik vrijer. In zijn uitleg had hij het over de invloed van de stad op het platteland. Hoe dat heette. Ik zei urbanisatie. Hij liep naar zijn tafel en schreef dat op in zijn boekje. Ik weet het nog heel goed.’
Ik: ‘Het ging waarschijnlijk over de verwisseling van de lidwoorden de en het die in de streektaal plaats vond onder invloed van de stad. We kregen in elk geval een heel lijstje met zelfstandige naamwoorden waarvoor we de bijpassende lidwoorden moesten zetten. De verschillen werden groter naarmate je verder van de stad woonde. Dergelijke proefjes deed hij.’
Jacob: ‘Voskuil was jong en werkte verfrissend op ons. Hij kwam met krantenartikelen die de ene helft van de klas moest verdedigen en de andere helft moest aanvallen. Dat was heel leuk. De week daarop ging het andersom.’