‘Mooi... Nu Lilly er een werktitel van gemaakt heeft, kunnen we meteen even nagaan of haar titel gewerkt heeft of niet... laten we eens teruggaan naar de tekst, wat lezen we hier...’
Iedereen boog zich geïnspireerd over zijn of haar kopie van Lils gedicht..
‘Afscheid is de wérktitel,’ recapituleerde ik (als op het toneel een terzijde), ‘Die lezen we dus niet!’
Zo begon ik het gedicht, aandachtig, strofe voor strofe, hardop te lezen. (Droog! Adviseerde ik mijn modelklas altijd. Droog declameren loud and clear. Puntig articuleren en niet teveel inleving! Dat is de beste in-di-ca-tor’)
Achter mijn servet verbeet ik
Als lettervermicelli koninginnensoep
Als een koets die over me heen walst jij! -
(Droog. Loud and clear zo het hele verhaal)
De klas vond van wel!
En óf ie gewerkt had, die titel!
‘Dat van die lettervermicelli en die koets vind ik buitengewoon fijn, Lil’ complimenteerde haar een vakgenootje.
‘Zeer!’ beaamde Kimberley, Lils beste vriendin.
Zij en Lilly hadden ongeveer dezelfde coupe en samen bespraken ze vaak - niet per se in die volgorde maar wel uitputtend - de vriendjes, het vriendje en het werk.
‘Goh, Lil...’ zei Kimberley, ‘helemaal na wat je me laatst...’ In plaats van haar zin af te maken keek ze haar vriendin veelbetekenend aan. ‘Petje af, hoor!’
En, hoewel ik op mijn origineel van Lilly's gedicht al een dikke streep