Tirade. Jaargang 51 (nrs. 417-421)(2007)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 96] [p. 96] Rutger Kopland Dagen en nachten Een merel Er is iets in de zang van een merel het is voorjaar, je wordt wakker je ligt te denken in de nacht het raam staat open - er is iets waarvan die vogel zingt en je denkt aan wat je moet opgeven er is iets in je dat leeg is en het stroomt vol met het zingen van die merel [pagina 97] [p. 97] Gesprek Ze kijkt me vragend aan je zwijgt zegt ze en waarover inderdaad waarover zwijg ik en ik begin te zoeken naar een antwoord ik kijk voorbij haar gezicht naar de muur en van de muur naar het raam en van het raam naar mijn handen in mijn schoot en weer terug naar haar gezicht ze kijkt mij nog steeds aan ik hoor de stilte in haar kamer ik zou willen zeggen dat ik zwijg over mijzelf want ik weet niet wie dat is [pagina 98] [p. 98] Toen de nacht Toen het licht van de nacht duisternis was toen het licht van de nacht ons onzichtbaar maakte en wij alleen nog stemmen waren op een bank in de tuin toen de nacht ons omgaf en meenam in de duistere vragen wanneer en waar en wie toen de nacht een geheim was dat in de nacht verdween [pagina 99] [p. 99] Wandeling Onze gesprekken werden langzaam onze vragen beantwoordden we met kijken naar de langzame wereld om ons heen de dorpen en landerijen in de diepte de vogels bijna verdwijnend in de hemel we gingen zitten kijken naar deze prachtige onverschilligheid van de wereld naar de overbodigheid van onze vragen Vorige Volgende