K. Michel
Duizend maal dank
Omdat hij zijn routines beu was; omdat er daarbuiten te veel keuzes waren, keuzes waarvoor de motieven ontbraken; omdat het piano- en vioolspel van zijn redenaties in herhalingen viel; omdat hij niet meer wist hoe hij zijn tijd moest doorkomen - dagen die uitgevouwen lagen in het stratenpatroon van de stad - zette hij op een ochtend een donkere bril op, nam een witte stok ter hand en verliet behoedzaam tikkend het pand.
Bij het eerste kruispunt dat hij tegenkwam, stond hij stil, hield zijn hoofd een beetje schuin omhoog en riep luid ‘Help’.
‘Kan ik iets voor U doen,’ vroeg een passant.
‘Kunt U mij helpen met oversteken,’ vroeg hij en bood zijn linkerarm aan. Behulpzaam nam de passant hem bij de elleboog en sleurde hem tussen de auto's door. Eenmaal aan de overkant vervolgde hij vriendelijk groetend (‘duizend maal dank’) zijn weg om bij het volgende kruispunt wederom ‘Help’ te roepen. De keuze voor welke overkant, links of rechts, liet hij ongemerkt over aan de passant. Zo bewoog hij zich door de stad in een grillig patroon dat deed denken aan de sprongen van een schaakpaard.
‘Welke weg? Onderweg!’ In jaren had de benzinelucht niet zo lekker geroken. En het verkeersgeruis met daarbovenuit de claxons en de piepende remmen klonk hem als opwindende bigbandjazz in de oren.
Omdat zijn ‘duizend maal dank’ al snel begon te klinken als een afgezaagde zinsnede verzon hij andere formuleringen om de hulpvaardige passanten mee te bedanken tot ook die weer sleets begonnen te klinken. Op een dag na een bezoek aan een Chinees restaurant kwam hij op het idee om geen ‘cookies’ te maken maar een variant daarop. Was niet het schrift begonnen met het graveren van simpele gegevens op steen en leem; in een hobbyzaak kocht hij een broodje klei en 's avonds begon hij kleine vormpjes te kneden waarop hij een spreuk schreef. Na enkele dagen waren de vormpjes hard genoeg om ze weg te kunnen geven. Men reageerde blij verrast. De monokinis - zoals hij ze noemde - werden na verloop van tijd een begrip: