Tirade. Jaargang 51 (nrs. 417-421)
(2007)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 44]
| |
[pagina 45]
| |
Wim Raven
| |
[pagina 46]
| |
‘En gevogelte, waar zij maar zin in hebben,’ heet het in Koran 56:21. Wat voor gevogelte is dat? Dit is het soort vraag dat ook de vroegste koranuitleggers gewoon waren te stellen, én te beantwoorden. Vreemd genoeg hebben zij dat in dit geval niet gedaan, en ook de Traditieliteratuur zwijgt erover. De vogels waarin de zielen der martelaren zich bevinden kunnen niet bedoeld zijn; die vliegen alleen naar het paradijs om daar voedsel te zoeken, en nestelen onder Gods troon. In de reusachtige boom die in het midden van het paradijs staat en waarin volgens een late Traditie gouden vlinders zitten, kan men zich goed reusachtige vogels voorstellen, maar beschreven worden die pas in het late korancommentaar van Ibn Kathier (1300-1373): vogels ‘met nekken als slachtkamelen’, of ‘vogels zo groot als tweebultige kamelen, die voedsel zoeken in de bomen van het paradijs’.Ga naar voetnoot1. Bij Ibn Kathier word ook de keuzemogelijkheid die het koranvers aanduidt (‘waar zij maar zin in hebben’) uitgewerkt: de vogels, die zeventigduizend veren hebben, elk van een verschillende kleur, staan op een rij; dan hoeft de gelovige er maar een uit te kiezen en hij valt al gebraden voor hem neer. ‘Op zijn bord’, voegt een andere tekst eraan toe. Niemand hoeft zich dus voor te stellen hoe dieren in het paradijs geslacht worden, en het ongemak van gebraden duiven die in je mond vliegen blijft de moslims ook bespaard. Na te zijn opgegeten vliegt de vogel overigens ongeschonden weer weg. In Koran 2:260 wordt in een andere context over het herstellen en opwekken van dode vogels gesproken; dat op de vogels in het paradijs te betrekken was geen grote stap. Ibn Kathiers commentaar is een aaneenschakeling van korte teksten die formeel ook Tradities zijn, al gelden ze als zwak overgeleverd. Een vroege, samenhangende tekst over het paradijs die niet aan de profeet wordt toegeschreven staat in een boek getiteld al-'Azama, een anoniem werk over de kosmos, de hemel en de hel: ‘Telkens als er een vrucht is geplukt komt er dadelijk een andere voor in de plaats, die meteen net zo rijp is als die andere aan de tak. Ook als er tien vruchten geplukt zouden worden, zouden er meteen andere aangroeien [...]. | |
[pagina 47]
| |
Op de bomen zitten vogels die zo groot zijn als tweebultige kamelen, en de vriend Gods eet van hun vlees. Als hij trek krijgt valt het voor hem neer, zodat hij ervan kan eten, geroosterd of gekookt zoals hij maar wil. Het valt voor hem neer door de almacht van God, die tegen iets zegt: “Word!” en dan wordt het.’Ga naar voetnoot1. Als de dienaar Gods er naar hartelust van gegeten heeft en wil opstaan, dan is de vogel meteen weer levend, vet en gaar. Hij vliegt op en verheerlijkt God met de woorden: ‘Lof zij Hem, die mij geschapen heeft en gaar gemaakt heeft, en mijn vlees tot voedsel van zijn godvruchtige dienaren heeft gemaakt!’Ga naar voetnoot2. Ook dit is een soort van koranuitleg, maar niet van de (naar toenmalige maatstaven) wetenschappelijke soort. De keuze tussen gekookt of gebraden is nieuw, evenals de lofprijzing door de weer levend geworden vogels. De vier woorden die de Koran besteedt aan het gevogelte in het paradijs hebben dus wel degelijk de fantasie van de mensen geprikkeld, hoewel de ‘canonieke’ Traditie en de vroegste Koranexegese die met succes buiten de deur hadden gehouden. Toch zullen de motieven zeker ouder zijn dan de veertiende eeuw, toen Ibn Kathier zijn commentaar schreef, en dan het boek al-'Azama, dat helaas niet kan worden gedateerd.
De vogel werkt op onze lachlust als hij toebereid en wel op het bord valt en als hij na consumptie levend weer opvliegt en vliegend nog de Heer looft. Toch hebben de auteurs dit vast niet grappig bedoeld, en hun publiek zal er niet om hebben gelachen. Beslist wél gelachen heeft de spotlustige Arabische dichter al-Ma'arri (973-1058), die over een reis door paradijs en hel heeft geschreven, zoals Dante dat later in Europa zou doen. Door het motief uit te vergroten probeert hij ook zijn publiek aan het lachen te brengen. Eerst laat hij een paradijsbewoner een gemarineerde pauw verorberen, die geserveerd wordt op een bord van goud. Het dier wordt na consumptie weer zijn oude zelf, wat de aanwezigen bewonderend doet uitroepen: ‘Geloofd zij Hij, die de botten weer tot leven brengt nadat ze al uit elkaar gevallen zijn. Dat is precies zoals de Schrift het zegt: ‘En toen Ibrahiem | |
[pagina 48]
| |
zei: “Mijn Heer, laat mij zien hoe U de doden weer levend maakt”. [...] Hij zei: “Neem dan vier stuks gevogelte en snijd ze naar jou toe in stukken. Leg er dan op elke rots een stuk van. Roep ze dan en ze zullen op je toe komen rennen”.Ga naar voetnoot1. Zijn effect bereikt al-Ma'arri door concretisering en herhaling: de vogel is nu een pauw of een gans geworden, de receptuur wordt gepreciseerd en de gans gaat als een duikelaartje op en af. Hoe langer over het gevogelte uit de koran wordt doorgedacht, des te grappiger wordt het. Misschien hadden de vroegste moslims wel aangevoeld dat de lach bij dit onderwerp op de loer ligt en het daarom niet willen becommentariëren? | |
2. Het lachen van de profeetJezus weende (Joh. 11:35). De Boeddha glimlacht. De Baghwan en allerlei Indische goeroe's glimlachen ook, zij het soms een beetje louche. Andere stichterfiguren zoals Lenin en Hitler keken meestal grimmig of chagrijnig de wereld in. Hard lachen, dat hoort niet voor een religieuze leider. Vrome mensen laten wel ruimte voor ‘gepaste vreugde’, maar hard gelach wordt al gauw geassocieerd met het geschater van de hel. Mohammed daarentegen heeft hard gelachen. Althans, dat beweren bepaalde vroege moslims die over hem hebben verteld. In de Tradities staan soms zinnetjes als: ‘De profeet lachte zijn kiezen bloot,’Ga naar voetnoot3. of: ‘De profeet | |
[pagina 49]
| |
lachte zó hard, dat zijn huig te zien was.’Ga naar voetnoot1. Anderzijds bestaat er ook een hardnekkige Traditie die luidt: ‘Als de profeet lachte, glimlachte hij alleen maar,’Ga naar voetnoot2. en in ettelijke teksten waarin de profeet lachend wordt voorgesteld is ter verklaring nog ‘glimlachen’ toegevoegd. Wie alle correct overgeleverde Tradities van en over de profeet als ooggetuigenverslagen opvat raakt hier misschien in verlegenheid, want hoe is het ‘alleen glimlachen’ van de profeet te rijmen met zijn uitbundige schaterlachen? Het zijn niet alleen diep-gelovige moslims die hierover kunnen tobben. De Duitse oriëntalist Sellheim heeft menig vakgenoot aan het schateren gebracht met zijn voorstelling dat de profeet zoiets als een hazenlip had.Ga naar voetnoot3. Alleen zó kon deze tegelijk glimlachen en toch zijn kiezen ontbloten! Het artikel van de geleerde is geïllustreerd: je ziet een stel lippen dat de voortanden bedekt, maar de kiezen zichtbaar laat. In dit geval heeft een humorloze oriëntalist gedaan wat gewoonlijk alleen theologen en vrome mensen doen: hij heeft zijn toevlucht genomen tot het harmoniseren van teksten. Net als een traditionele schriftgeleerde heeft Sellheim alle Tradities om te beginnen voor ooggetuigenverslagen gehouden en vervolgens niet kunnen verdragen dat ze met elkaar in strijd waren. Bij harmoniseren worden elkaar uitsluitende beweringen met elkaar in overeenstemming gebracht door aan de teksten te wrikken en te draaien, of ze anders dan normaal te interpreteren, zodat ze ‘eigenlijk’ toch op hetzelfde neerkomen. Ongewenste teksten kunnen voor het vrome doel ook worden verdonkeremaand. Sellheim meende namelijk het glimlachen en die zichtbare kiezen nog met elkaar in overeenstemming te kunnen brengen, maar de Traditie over de huig heeft hij gewoon weggewerkt. Hij had niet gezien, dat de Tradities van ná Mohammeds tijd dateren en er, als zo vaak, een discussie in werd uitgevochten, waarbij beide partijen | |
[pagina 50]
| |
zich op de profeet beriepen. De glimlach-factie heeft de profeet uitsluitend laten glimlachen, de pro-lach-partij heeft hem overdreven laten schateren. Er zijn dus twee soorten Tradities over het lachen van de profeet. Van beide is volmaakt duidelijk wat zij betekenen; aan de woordbetekenissen valt niets te knutselen. Aan de bewoordingen is wel duidelijk te zien dat het geen neutrale mededelingen betreft, maar dat de sprekers met een zekere nadruk een standpunt wilden presenteren. Want waarom zou iemand de moeite nemen te beweren dat de profeet altijd alleen maar glimlachte, als er niet eerst het tegendeel was gedacht of gezegd? Anderzijds, volgens de schater-teksten heeft de profeet zijn mond wagenwijd opengesperd, en dat is behoorlijk overdreven. Het ziet ernaar uit, dat hier de vertellers zich kwaad hebben gemaakt over dat matte geglimlach dat men hun profeet wilde toedichten. De vraag of en hoe de profeet gelachen heeft was van aanzienlijk belang, want het gedrag van de profeet was (en is) voor moslims bepalend voor hun eigen gedrag. De oude idee dat een profeet (stichter, leider, enzovoort) een ernstig man hoort te zijn, voor wie hard lachen ongepast is, heeft in de vroege islam dus wel degelijk aanhangers gehad. Maar er waren genoeg moslims die dit met kracht bestreden en ook de schater-teksten in de islamitische ‘canon’ opgenomen wisten te krijgen, namelijk in de Traditieverzamelingen van Boechari en Muslim. De tegenstelling is nooit opgelost; iedereen kan dus de Tradities kiezen waarbij hij of zij zich het beste thuis voelt. Bij Boechari en Muslim zijn overigens ook een paar moppen overgeleverd, met de vermelding dat de profeet erom heeft gelachen. Bij voorbeeld deze, waarin Aboe Hoeraira vertelt: Wij zaten bij de Profeet toen er een man langskwam die zei: ‘Profeet, het is gedaan met mij!’ | |
[pagina 51]
| |
mand met dadels gebracht. Hij vroeg: ‘Waar is die man van zoëven?’ Humor heeft in de islam dus wel degelijk een kans. |
|