Tirade. Jaargang 51 (nrs. 417-421)(2007)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 23] [p. 23] [pagina 24] [p. 24] Tonnus Oosterhoff Gedichten Ik zie rugjes, handjes zo rood, zo rood. Ze klimmen naar me! Grote hoogte. Van grote hoogte vallen zien Ik wil niet vallen zien kleine doden, ik wil eigen afmeting zien in vlakbij of valbijl of bijval. Want vallen zien kleine doden is belasting geïnd door de tranendief. De tranendief houdt zijn handen op de rug zolang hij in de doos zit. Opdat men zegt: ‘Wat is deze doos licht.’ ‘Ja, want hij is nieuw.’ Pas op deze doos licht. Waarom waarschuw ik? Ver weg is de tranendief dichtbij. Ver weg lijkt het dansen, maar het is vlammen uittrappen [pagina 25] [p. 25] Onafzienbaar doodsbed met luchtpomp, het lijk is er wegens overcompleet onder gaan liggen. Humor heb je of heb je niet onder de wriemelpootjes van het gras ook als je je dag eens niet hebt. Nu verlaat me niet meer. Sta om me heen en dring in me pijn stiller geen is er [pagina 26] [p. 26] Van een paard dat gras eet veranderd in een paard dat hooi likt. Van een ooievaar die op zijn gemak leeft op een oranje stang in een die geremde wieltjes gebruikt. Het ei in de magnetron (tikt op de kersepit) even fout ingesteld ...pang... (...max pam...) Dit is geen reis, het zijn reizigers die in alle richtingen de bestemming verlaten. begeven veeg veeg en vergeef huilebalken laadperron [pagina 27] [p. 27] Ik zit met stil lichaam, korte armen en palmen, maar heel lange vingers in mijn ouderwetse rookstoel. dampweten dampweette gedampweet dampweten deurklopper doodklap. Rooksociëteit De Dampkring. Waar bewaart u uw koffer? Onder het bed? Onder het bed of op zolder? Ik heb de ruit met een stok stuk geslagen en ontmoette veel rennende mensen die hun plaats niet verlieten. Vorige Volgende