Tirade. Jaargang 50 (nrs. 412-416)(2006)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 20] [p. 20] Maria Barnas Gedichten Ik zag dat Vannacht zag ik dat de stad wat openbrak. Alsof zij zich versprak, kropen tussen de kieren dieren, tooien en struiken vandaan. Bomen tilden zich uit die schaduw op en zochten een houding tegen de weekzwarte lucht. Een steel schoot uit de grond en als een wond ontvouwde zich in scheuten pijn een bloem zwaar in de top en helde voorover. Ik zag dat er een egel over de tegels onder de Berlage-brug schoof en een scheef park dat van lantaarnlicht erg groen was bloedde zwart aan de randen. Er zijn mensen met bleke gezichten opgestaan. [pagina 21] [p. 21] Ze strekt zich voor hem uit als tijd Ze is al traag een uur te laat. Hij snijdt een lijn die ergens heen moet sinds dit universum van elke rechte neiging in het oneindige een kromming maakt. Elke gedachte ontmoet een andere, anders - hij zoekt zijn toevlucht in een nieuw zadelmodel, kerft haar contouren in een broodplank waar bloemstelen schuin gesneden bloembloed vloeide brood en prei en van broccoli de kronen. Maar de boomkruinen kruimelen te klein. Een overtuigende ster verschijnt. De plank is er krom van en hij ziet het heelal splijten aan weerszijde van het mes. [pagina 22] [p. 22] Er staan dingen tegenover Woorden schieten weg als pissebedden op de vlucht voor licht opzij. Jaag ik ons uit elkaar? Wij liggen daar. Ik sluit ragfijne gordijnen over een zinkende stad in een tuin. Wie weet hoe lang dit nog kan duren. Ik denk aan de gordijnen terwijl ik kijk naar de gordijnen en wat er overblijft van mij in het net. Er staan dingen tegenover. Maar elke regel is er een teveel. Ik meen in alle dingen is een hart. Ook in wat ik zeg. Eet mijn regels als een appel leg het klokhuis naast ons bed. Vorige Volgende