Gerrit Kouwenaar: ‘Scheppen is hetzelfde als doodmaken. Een moord is een krankzinnige creativiteit; het is een ingreep waar niets meer aan toe te voegen is’ (1966). En: ‘Wat ik met mijn poëzie wil, is eigenlijk gewoon stof maken... een woord terug brengen naar zijn stoffelijkheid’ (1964). Beiden geciteerd en besproken in W. Kusters, Poëzie als perfecte misdaad toegelicht aan de hand van de zaak Kouwenaar (1995).
In Merg en been noemt Cornelis Verhoeven het hart de ‘weke kern van het menselijk leven’. In Dicht van de teksten beschrijft de Chinese dichter Lu Ji (261-303) hoe de dichter ‘klopt op de stomme stilte op zoek naar klanken’ vertaling W.L. Idema.