Tirade. Jaargang 50 (nrs. 412-416)(2006)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 88] [p. 88] Jan Baeke Blessures * 7. Werd een braakliggend terrein met deuren die niet sluiten voor wie er deuren in wil zien. Klaar om op de voordeurbel te reageren zijn hoofd betastend en het kunststuk dat erin bestond zijn lichaam uit te gummen tot grote hoogte te verheffen was niet aardig voor haar. Midden in de nacht de scherpe kant van flessen in zijn handen afgetekend. Voor dood was zij die luttele seconden waarin tijd en afstand op de voet gevolgd konden worden. Hij liep de trap af werd kleiner zocht de nachtelijke zegen elleboogdiep en rookte door de gaten in zijn opperhuid verduisterde tabak vol wrok en zwarte resten derdehands gezogen longbederf Aan de rand van het water diep uitgesneden wraak op eigen achterhoofd. Vraagtekens [pagina 89] [p. 89] een weerhaak achter in de keel gevoeld tot op de vis vergeten na de vangst terug te gooien. Dichtgesnoerd op deze onuitputtelijke oever brengt zelfs het opentrekken van de huid geen adem dichterbij. Deuren tot dat deel van het lichaam: wordt het woord aan een mens gelegd: koeienletters. (‘Blessures’ 1 t/m 6 verschenen in Tirade 410) [pagina 90] [p. 90] 8. In een nachtmerrie dansen kon je dit noemen. Paté in alle kamers, alles meemaken, snauwen, grijnzen, secure oefeningen met een werpmes in de tropisch hardhouten lambrisering de grotere whiskyglazen door het tafelblad geslagen. Leg het nog eens uit. Niet zo schijterig, vader of het geintje dat je zelf niet anders wil, een keer een ander een ander hoofd, je ken er niet van leeglopen strak in je koffertje doorlullen dikke bak, iedereen klaar voor je, leggen op commando en meneer maar zweten. Nog een keer, maar dan met meer overtuiging wordt het allemaal groter en lekkerder spat het van het scherm zo de kamer in het huis verlicht met flarden blijkt nu. Vuur is genadig, vuur is muzikaal. Vuur hoor je niet zo gauw zeiken. [pagina 91] [p. 91] 9. Ze moet me zien, de trut, maar doet van niet. Loopt dat ik lucht ben of voor haar te min. Ze vingert haar mobieltje tot gepriet dat zij een andere lul toesmoest: ik heb wel zin om even bij je langs te gaan, zoiets. Ze ziet mij staan, ze kijkt mij vreemd ik heb mijn trots - nu zij zo nuchter op de fiets naar andermans genegenheid de benen neemt zo hard dat zij haast uit haar schoonheid knalt - ga ik het winnen van dit kutgevoel dat ze van haar fiets straks op een ander valt een randdebiel met een grote smoel. Ik haat dit meisje, deze belachelijke straat geen mens die snapt waarom het werkelijk gaat. [pagina 92] [p. 92] 10. Bij het aannemen van geld kan men de snelheid van een hand in zijn meest zuivere vorm waarnemen. Een slaande hand neemt altijd losse rommel mee, strelen heeft treurig afhangende gordijnen en trommelende vingers maken van de hand een kinderboerderij veel heen en weer geren en zenuwachtig pluimvee. Die zichtbaarheid vertelt niets meer dan zichzelf maar de hand wordt welbeschouwd een belofte. Daar zal het niet bij blijven. Eenmaal geleerd hoe iets gemaakt is om verklaard te worden lopen de opmerkingen over onszelf de keukens, de behandelkamers binnen. We kunnen alles kwijt - je hoort het door de huid zoveel spieren en pezen in een hand niet verwonderlijk dat er weleens één hapert. [pagina 93] [p. 93] In alle drukte kust een vuist wild om zich heen houdt de gedachte aan, wijst mij waar ik haar kan volgen heb ik iets verklaard, bekend, geweten. Ik zou de aarzeling kunnen zijn die zijn hand remt zeiden we tegen onszelf als de oorlog eens ophield te steken. Vorige Volgende