Tirade. Jaargang 49 (nrs. 407-411)(2005)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 41] [p. 41] Wim Hofman Herinnering 1 Mijn broertjes en zusjes waren onrustig een herinnering is als muziek begint opeens komt uit het niets ze waren klein konden gemakkelijk onder het prikkeldraad door ze moesten niet zeuren ik ging hen voor liet zien hoe het moest maar zij vertikten het om te bukken eerst haakte Djoeps mutsje vast blauw gebreid Libellemutsje ik weet het nog goed hij was vier misschien een van mijn moeders vrome wensen maakte van hem een quasi Maria-meisje daarna raakten Appie's blonde krullen vast Kootje kreeg een doom in de muis van haar hand en zei: kijk eens kijk eens ging brullen toen wij keken ik wist toen nog niet dat de grijze struiken met hun bleekoranje besjes tot de duindoomfamilie behoorden dat moest ik nog leren wel dat ze moordlustige puntige doorns hadden ze staken dwars door je kleren en vel [pagina 42] [p. 42] 2 Als je kruipt zie je de kleine dingen we zagen eindstandige blauwe bloemetjes en lieflijke geeltjes ook op steeltjes we wisten toen nog niet dat zij respectievelijk zandblauwtjes en muizeoortjes genoemd worden en we bekeken de snuittorretjes ze hadden het moeilijk in het duinzand en waren waarschijnlijk schadelijke bladrandkevertjes en we herkenden ons erin zonder het nog te beseffen [pagina 43] [p. 43] 3 dit hier is niet louter herinnering kan het niet zijn maar ik ben beducht één druppel verzinsel zorgt voor een geheimzinnige kleuring en de woorden zijn bij voorbaat mallen en rasters zij vervormen vertolken en stremmen wat in beginsel vaag en vloeiend is en bedachtzaamheid en reflectie zijn tegenstrijdig aan wat zich feitelijk vluchtig afspeelt en streven naar eenvoud en samenhang en niet naar oneindige veelzijdigheid en wensen bij voorkeur geen melismatische losse draden willen geen water bloed slijm of een vloeiende substantie maar het liefst hard korstig eelt en stolsels en strenge grammaticaregels [pagina 44] [p. 44] 4 In de zandduinen bij Dishoek stonden twee lichttorentjes ze staan er nog al hebben ze geen functie meer verdwenen zijn veel van de betonnen bunkers ze waren in een harde oorlog ooit hard nodig dat ze Stützpunkte of Untergruppenkommandostand Schartenstand für Sturmabwehrgeschütze mit Verwundetensammelstelle heetten wisten we toen nog niet ik kon wel lezen natuurlijk maar de boeken van Hans Sakkers waren nog niet geschreven ik zou anders naar de bunker gekeken hebben die scheef was gezakt in een duinpan verschillende technische bunkertermen ken ik nog steeds niet duits is niet mijn fort is het nooit geweest van mijnheer Tonino kreeg ik er ooit een twee voor op mijn rapport ein Tintenfleck auf dem Manuskript war Goethe ein Greuel dat was in achtenvijftig ik verdiep me niet in bunkers en was er nooit echt in geïnteresseerd ook niet als kind mijn desinteresse verleent mijn herinnering een speciale tint en vaagheid de zomer van drieënvijftig [pagina 45] [p. 45] 5 de bunker was grijs, zoals de meeste bunkers grijs zijn Eisenbetonskeletbau de hoeken functioneel afgerond roestige op regelmatige afstand geplaatste metalen beugels konden als laddertje dienen en ijzeren haken waren aangebracht voor camouflagenetten er was hier hard gevochten dat kon je zien mit allen Kräften fanatisch de pantserstalen deur hing half uit zijn hengsels in een rij kogelgaten zaten lieveheersbeestjes ze scholen bij elkaar zaten schouder aan schouder [pagina 46] [p. 46] 6 De bunker in willen betekende graven we zijn er zei ik en telde mijn broertjes en gaf ze een tumtummetje uit een bruin builtje Geertje at daar graag wat zand bij maar spuugde dat meteen weer uit met tumtummetje en al we begonnen te graven het weghalen van zand ging gemakkelijk de bovenlaag was warm en los daaronder was het zand koel en vochtig de zon scheen, er stond wat wind toen vond ik iets hards en bolvormigs ik dacht meteen aan een schedel maar het was een donkere helm van de Wehrmacht ik kende het model in de zijkant het gat van een kogel toen Loekie de helm zag moest hij plassen maar dat vond ik niet passend en misschien zelfs wat onterend bovendien zat er een gat in de helm ik zette Loekie in de buurt van de bunkermuur maar zover kwam hij nog niet zijn plassertje was warm en de urine verdween praktisch meteen en dampte wat na in het zand klaar, zei Loekie ik hielp hem in zijn broekje [pagina 47] [p. 47] 7 Ik vond twee stokken en vormde er een kruis van met vliegertouw een kruis leek in aanvang op een vlieger een vlieger kon je zien als een opstijgend kruis en had te maken met de hemelvaart van de Zaligmaker en in die tijd geloofde God nog in mij en in de wind zat nog Zijn geheimzinnige stem meer stemmen waren er toen de stem van je Geweten en je had de hese stem van de Duivel een Engel die zonder pardon uit de Hemel werd gesmeten en neerstortte als een jachtbommenwerper hij brandde nog lang na met gemene oranje vlammen en helse rookwolken en dan was er de alledaagse wind die door de duindoomstruiken blies en misschien wel door het gaatje in de helm een kogel komt uit het niets slaat een gat [pagina 48] [p. 48] 8 Door het gaatje in de helm was de kogel gegaan en zacht fluitend was daaruit de soldatenziel ontsnapt ik herinner me dat ik vroeger zo dacht wat was de ziel haast nihil een zucht wat lucht dat op het laatste moment wegliep uit een fietsventiel of uit een gummibal iets onzichtbaars met een raar geurtje dat als je stierf fffffff veilig ontkwam en opging in het heelal het kruis plantte ik in het zand erop kwam de helm, maar het kruis zakte scheef en de helm viel [pagina 49] [p. 49] 9 Een man in blauwe overall en met een schop joeg ons weg wat moettat daar dat is verboden terrein wat zegt die meneer vroeg Harry die later zoals hij zelf beweerde op Mister Bean ging lijken maar toen aan zijn speeltrein dacht ik zei dat we moesten plassen doettat maar ergens anders zei de man hup hup hup hup hup we moeten nu niet meer zei Loekie hij was bang er kwamen waterlanders Lusje en Josje en Geertje begonnen ook te huilen wegwezen ja zei de man hij kende het klappen van de zweep hij had de oorlog gekend dat zag je mijn fiets stond tegen het prikkeldraad is dat jouw fiets mooie fiets ik bond mijn broertjes en zusjes aan het vliegertouw ze vormden een slordig rijtje en het touw maakte ik vast aan de pakkendrager je gaat toch zo zeker niet fietsen jij de man keek ons na ik was blij dat hij daarna zelf de andere kant op ging richting Zoutelande of Biggekerke en zo zag hij niet dat ik mijn broertjes en zusjes in groepjes per fiets vervoerde in etappes telkens een paar de anderen bleven netjes staan bij de struik of paal waar ik ze aan vastbond met een touw alsof ze geitjes waren en dan ten slotte als een miniatuur kindslavenkaravaan tot aan de President Rooseveltlaan [pagina 50] [p. 50] 10 daar laat het geheugen mij in de steek want een geheugen maakt grote stappen is nu eens hier dan daar jaagt hup links hup rechts sprinkhanen op uit het dorre gras van het verleden verkiest nergens lang te blijven het was zomer vierenvijftig misschien een herinnering is als muziek gaat op in het niets [pagina 51] [p. 51] 11 drieënvijftig moet het zijn geweest Vorige Volgende