Tirade. Jaargang 49 (nrs. 407-411)(2005)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 26] [p. 26] Maayken Koolen Gedichten In een metalen Hemabak met mutsen flamingorose wollen, tijgergevlekte, vuurgele als merelsnavels, vind ik een seringenlila en een nacht waarin we kropen over vreemdemans hek en zomerbloemen stalen toen midden in je lach licht aansprong in mans huis hel kaatste het op dahlia's. Een hand die water slaat zo spatte in ons gezicht de tuin met leeuwebekgebrul en trompetterend narcissengeel. Ik hou van honderd bruinen nu ik een tunnel graaf. Onder je voeten duik ik op, in de tuin van vorig jaar. [pagina 27] [p. 27] Onder zijn huid tonen zich botten maar nog meer de aangeweven spieren en het engelengeduld waarmee hij pezen rekt en knoopt als een stoelenmatter. 's Ochtends haast ik me in vogelvlucht over de stad waar onder de lege straten wortels groeien blind en doof en stom het asfalt plooien alvorens het te breken. Onder zijn zwijgen balt hij zinnen zie hoe zijn huid steeds sleetser wordt ook onder mijn gespreide vleugels van vet en hooi, vilt en teer. [pagina 28] [p. 28] Dit is de ruimte die hij nodig heeft een kilometer tafel tussen duim en wijsvinger een beeld een nis in de muur waar hij zijn moeder zet. Bladerend in de beeldentuin wil hij de zwarte engel zonder borsten of een zwaan met geslagen hals? iets in graniet of marmer uitgespaard. Beitels maken feiten en gruis waait weg en steen groeit niet naar zijn moeder die heen en weer radslagen maakt over het tafelkleed. Vorige Volgende