Nawoord
De reeks ‘gemraad slasser d.d.t.’ geeft met het bijschrift ‘free style’ een indicatie van zijn oorsprong. Ik luisterde op een avond naar ‘Naima’ van John Coltrane, in de free-styleversie op Life in Paris (in feite: life in Antibes), toen ik me afvroeg of ik, op dezelfde manier improviserend, een gedicht zou kunnen schrijven. Dat zou inhouden dat ik het tot bewerking neigende verstand moest uitschakelen in de pauzes die onherroepelijk zouden ontstaan tussen de invallen omdat, naar ik vermoedde, taal niet zo vrijelijk kan stromen als muziek.
Mijn vermoeden was juist en nu ging het erom me in de pauzes geconcentreerd te houden op de poëtische ruimte in mijn hoofd waar in een nonverbale, sterk pulserende energiestroom telkens woorden en woordcombinaties kwamen bovendrijven die waarschijnlijk mede een richting kregen door de laatst verworven regel. Maar ho, alleen door de láátste! Wat daar weer aan voorafging mocht ik niet overlezen, Coltrane kon tenslotte ook niet even stoppen om te luisteren naar wat hij al had.
Ik sprak nog meer af. Ik merkte onmiddellijk dat ik opduikende woordklanken via het rijm nieuwe woorden wilde laten voortbrengen - een bekend procédé. Misschien had het van Coltrane gemogen maar van mij mocht het niet, al kon ik het waarschijnlijk niet altijd voorkomen. Verder mocht ik me niet bezighouden met de vraag of het mooi was wat daar opborrelde. Ik stuurde zelfs op lelijkheid aan om mezelf voor te zijn. De naam ‘gemraad slasser’ kwam uit dat streven voort.
Iedere improvisatie duurde een kwartier tot twintig minuten. Na drie keer was mijn concentratievermogen uitgeput en/of kon ik mijn neiging tot betekenisgeving niet meer onderdrukken.
Dat ik in ‘het idioom van Lucebert’ terecht zou komen wist ik van te voren. Dat kán niet anders, free style levert het automatisch op, wie het ook doet. Als Herman Gorter zijn taal anders dan in stamelende klankreeksen de vrije loop liet, bijvoorbeeld in het gedicht dat begint met de regel ‘De lente - ik sta midden in haar’, werd het ook ‘Lucebert’. De Franse surrealisten: hetzelfde. Tijdgenoten van Lucebert als Gerrit Kouwenaar, Hugo Claus, Jan G. Elburg: uit de verte lijkt het erop.
Van dichtbij is het natuurlijk anders. Ook John Coltrane is van dichtbij anders dan Eric Dolphy, Ornette Coleman, of Albert Ayler - een kwestie van temperament. Bij de dichters komt daarbij dat ze al tijdens het ontstaan van het gedicht met hun verstand aan de invallen zaten te sleutelen om er