Tirade. Jaargang 49 (nrs. 407-411)(2005)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 55] [p. 55] Co Woudsma Gedichten Bovennatuur Onbekende frisbees worden waargenomen, kleine wezens vertrappen het gras. Droom dat je wakker wordt: een brug tot in je eigen tuin. De mieren hemelwaarts. De zielen van de paardebloemen rond, doorschijnend. Nog staan witte tekens in de lucht en raakt puur blauw het laagste dak! Duizend stemmen stralen door je heen. Soms heb je na een dagje stad vanzelf een schram, bijvoorbeeld op een arm. [pagina 56] [p. 56] Hoogzomer Tussen groene struiken groeit de kat, een meerjarige bodembedekker, bol en bont, bruinig. Het melkbakje vult zich dagelijks met oorkruipers, hun kaarsvlam is dit witte kleefsel. Ontbladerde parasol - een roestig blikje rijpt. Wat is het stil: te warm zelfs voor de radio's, mensen graven zich naar koelte toe. [pagina 57] [p. 57] Museonder Wij blazen tussen wortels ons honderdtal trompetten en kluiven aan skeletten. Proef van de koelte, klok ons ondergrondse bocht, drink tunneltocht en voel de vuurput diep beneden. Ons kapsel zit vol aarde en onze open ogen zien steeds het diepste duister. Nooit zien wij blauwe luchten, wij roomkevers met vruchten. [pagina 58] [p. 58] Het straatje Kom in deze straat, de laatste straat, en ga van huis tot huis. Kom binnen, loop alle kamers door. De weg is smal, het dek van zand, de gevels zijn gestut, de panden krot verklaard. Hier wonen goede mensen, elke stuiver wordt gespaard. ‘Dit is ons straatje, om ons heen wordt slechts verladen en geraffineerd, hier wonen wij, met hoofdgestel en hoofdstel aan de muur, karpet, linoleum, een bord met spreuk (“Wat je omgeeft, geeft om je, ver is weg”), met stapelbed, met slaag in het lavet.’ Aan het einde ligt een tuin, een veld, met zonnige kantoren, rode logo's, en een lange slingerweg door belten naar het zure gifmeer. Stap niet uit, ook de bewakers willen dat je keert, ga terug naar dat verborgen straatje, waar je aanbelt en omkranst wordt. [pagina 59] [p. 59] Kerstmarkt De sneeuw maakt het papier weer zichtbaar waarop de wereld is getekend. Wij groeten vrolijk elke kerstman en ook de kerstvrouw (muts met vlechten). Kraampjes met soep en mensenrechten en sneeuwgekoelde flessen gloeiwijn. De molen is een groot horloge, wij mieren in het houten uurwerk. Als Ot verklede molenjongens ruilen hun stuifmeel tegen euro's. Ondanks het stilstaan van de wieken is hier nog stuurse vlijt te vinden. Bepoederd lopen wij steeds verder, tot waar men iedereen gedag zegt. Nu gaan de huizen wijd uiteen staan, het blaffen overstemt de auto's. Wij drukken stempels op de polder en voelen ons vol goede wensen. Vorige Volgende