En ja, toen wel weer konden we ons diegene herinneren, die we nooit echt hadden gezien. Diegene, van wie we ons anders nooit bewust zouden zijn geweest. Hoe hij moeizaam steunend de trap op- en af had gelopen en ons altijd vriendelijk had toegeknikt. Ons, wij, zijn buren, als we toevallig tegelijkertijd de post hadden horen neerkomen. Maar nu keken de agenten bevreemd in de rondte.
Stijf opgerold in een kluwen dekens troffen ze hem aan. Pas toen ze de bovenste eraf hadden gestroopt en een opgezwollen, vastgeklemd kussen hadden weggetrokken, herkenden ze zijn voorwereldlijke trekken die onbekommerd een glimlach de wereld inzonden.
En het zou die dag nog veel drukker worden in de straat. Want de wagens van de gemeente moesten eraan te pas komen om hem af te halen, nadat de dokter niets aan onduidelijkheid had overgelaten. Mensen, buren en passanten hadden ingehouden. Mannen, enkelen met hoeden voor hun buik, vrouwen knikkend en pratend, kinderen stilmanend die met hun schooltasjes wezen, allen wilden beseffen dat ze erbij waren geweest. Dat ze gezien hadden hoe hij onder plechtige routine het huis was uitgedragen door een zestal sterke armen die voor de zoveelste keer pretendeerden zoiets heel normaal te vinden.
Daarmee zagen we het allemaal weer voor ons en konden we het ons weer herinneren. Hoe hij gewoonlijk vanonder die dekens zijn inkopen bij de hel verlichte supermarkt op de hoek had gedaan. De dekens altijd zodanig geformeerd dat het leek alsof er een tent over straat schoof. Een alles verhullende constructie met voeten om zich voort te bewegen. Het had enige tijd geduurd alvorens we hadden begrepen dat hij het was die daaronder schuil ging.
Natuurlijk wisten we maar al te goed, dat we er ons aanvankelijk vrolijk over hadden gemaakt. Dat we ons erover hadden verwonderd dat iemand zo over straat ging en zich op zo'n manier onder de mensen vertoonde. Maar gaandeweg waren we aan dat idee gewend geraakt. Toen we erachter waren gekomen dat hij die gestalte was die zo onschuldig met het beetje geld dat hij bezat, ging doen wat iedereen altijd moet doen: zichzelf voedsel verschaffen. Maar vandaag was hij dus gevonden, onze buurman, onze vriend.
Waar we pas veel later achter kwamen, was de reden waarom die geüniformeerde mannen ineens zo onbeholpen waren gaan gebaren en elkaar daarbij