Tirade. Jaargang 48 (nrs. 402-406)(2004)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 101] [p. 101] Leo Vroman Gedichten Mijn beste gedachten Gedenk mij en gedenk mij niet ten bate van het stof dat ik zal worden maar van de schrijver die ik ben geweest en ten bate van de geestesarme horde die nog steeds niets van mij leest; verzin een graf dat iedereen vergeet en versier het met verlepte rozen ten bate van de vele namenlozen die nog steeds niet weten hoe ik heet. Kweek palmen tussen palfrenieren en dadelbuitelaars in de woestijn, laat mijn badjing en mijn andere dieren de koninginnen onzer steden zijn, laat spiegelbout en baddeloepen de kwijl des lands van koeien wezen en hun uierdoppen Welkom roepen voor wie dit lezen. [pagina 102] [p. 102] Praten en praten Moet waarlijk dit schaars behaarde lijf met zijn schaarse gaten deze ontaardende aarde waar bijgeloof leidde tot haat en de zogenaamde vijanden al moe van de dood en van de verbranding door de straten voort worden gesleurd, hun aangebrand vlees verscheurd, moet ik werkelijk deze aarde en ik blijf maar praten en praten heus deze aarde verlaten, het bloed van de onbedaarde bloeddorst, die wereld waar een Aartsvader met huid en haar wordt verguld en aangebeden, bestribbeld en bestreden? Ik ben toch nog niet klaar? Want wat heb ik mogen bereiken ik heb over vrede gekeuveld en duizenden zijn gesneuveld ik heb over oorlog gezeurd en literair zitten doen en sindsdien zijn er nog miljoenen het verkeerde graf in gesleurd. [pagina 103] [p. 103] Ik wilde wel die vele doden minstens wat strelen, gleed in een blauw licht binnen bij hun geschonden gezinnen, ook nu nog af en toe maar ik word wel moe. Als ik, zeg maar overmorgen, geen slachting heb kunnen voorkomen, dan houd ik mij in de dromen van de doden verborgen het hindert niet waar. Of leg mij dan maar bij de uitgeprate beenderen van weleer een of andere wijsgeer even uitgepraat neer. Vorige Volgende