Vliegen
Op het strandje bij Rammekens een dode kat, een fijn zomerzonnetje erop, wat een geur, festijn voor de vliegen, zm, zm. Van alle kanten komen ze, de harige grauwe dambordvliegen met hun brede krulvoetjes, zm, zm, blauwe vleesvliegen en van die blinkend smaragdgroene vliegjes, vliegensvlugge kerstballetjes met een koperglans over hun lijfjes, blauwgroene met kale, knalrode oogjes, zm, zm, grijze gevechtsvliegen met puntige snuiten, ze weten alle openingen in het kattenlijf blindelings te vinden. Zm, zm, ze kruipen zenuwachtig rond op de huid van de kat, waden met hun pootjes in de slijmerige druilogen, lopen gewoon over de puntige kattentandjes (bijten is er niet meer bij). Ze gaan nog roze neusgaten in en uit, oor in, oor uit, zm, zm, het gedrang bij de anus is groot, de vliegen maken pompende bewegingen met hun achterlijfjes, halen uit naar elkaar, niet te volgen wat ze nu precies uitvoeren. Zm, zm.
In de nek van de kat zit een snee en in en rond de wond krioelt het van de witte maden, onder het vel wroeten ze, duizenden maden moeten het zijn, het losse vel beweegt ervan, het dode dier lijkt bewegende rijstebrij in de vorm van een kat! Wat een haast hebben ze, die maden, en wat een gulzige honger: ze schrapen en frunniken, ze plukken aan het vlees, en consumeren alles met een dwangmatigheid die bang maakt (de vergelijking met mensen ligt voor de hand). Ze eten, eten, eten, eten, eten, verder hebben ze nergens weet van, zich zorgen maken kunnen ze blijkbaar niet, hun verstand staat op nul: dit is het stadium van veel, veel, nog meer, meer, meer luxueus eten, meer niet. Hun leven bestaat slechts uit eten, eten, eten, eerst nog wat eten.
Later zullen ze er opeens genoeg van krijgen (al dat eten). Ze gaan dan als hun wereld op is en de zon onder en de maan vrolijk over het strand van Rammekens schijnt, blij en tevreden en moddervet in quarantaine, ze zullen vast en zeker lekker uitbuiken en verpoppen en dromen (mmm, ze eten vanzelf) en ze krijgen ten slotte vleugeltjes. Daarmee zullen ze zzzzzzzz, na wat proefrondjes gevlogen te hebben naar een andere wereld vertrekken. Geen betere, want deze zullen ze tot in de eeuwigheid niet vergeten.