Over Hanlo en de paradox
Rutger Kopland
Op dringend verzoek van de oude Geert van Oorschot heb ik geprobeerd mij te verdiepen in het onderwerp: ‘Jan Hanlo en de paradox’. Ik las nog eens Hanlo's Verzamelde gedichten. Gedichten zijn immers de broedplaatsen van paradoxen. Verder zocht ik al Hanlo's bijdragen op aan het boek Barbarberalfabet van J. Bernlef, G. Brands en K. Schippers (Querido, 1990). Wat een prachtig boek is dat, die (aangevulde) bloemlezing uit het tijdschrift Barbarber. Ik las die bijdragen van Hanlo omdat de paradox nogal eens een ingrediënt is van een grap. Misschien heb ik niet goed gelezen, maar paradoxen heb ik niet gevonden. Dat hoefde van mij trouwens ook niet, want de paradox is een lastig ding. Het is wel deftig om erover te schrijven, maar je gaat gemakkelijk de mist in als je erover gaat nadenken. Gelukkig kwam ik een flink aantal amusante en ontroerende jeugdherinneringen tegen die me weer eens deden beseffen hoe belangrijk dat Barbarber is geweest en hoe belangrijk Hanlo was, als één van de voornaamste protagonisten van het ‘Barbarberisme’. Ik besloot mijn onderwerp te verleggen naar de Barbarberistische aspecten van Hanlo's werk.
Je zou Barbarber kunnen zien als een marktplein waar een soort democratisering van de literatuur plaatsvond. Er werd van alles aangedragen, alles kon poëtisch gaan werken als je er goed naar keek: een onbeholpen tekst uit eenkrant, absurde anekdotes, wetenschappelijke vondsten, ‘onbeduidende’ observaties, amateuristische beschouwingen, melige redevoeringen, enz. enz. De toon mocht lyrisch zijn, maar ook zakelijk, ontroering werd niet geschuwd, evenmin als slapstick. Vaak balanceren de teksten op de smalle grens tussen ernst en humor. De redacteuren van Barbarber waren er meesters in om teksten te maken en te selecteren die zich in het grensgebied tussen ernstige en vrolijke ontroering ophielden. En het werk van Jan Hanlo was hiervan een schoolvoorbeeld.
Laat ik Hanlo's barbarberistische werk typeren met een paar citaten. Het eerste citaat is een voorbeeld van de meer humoristische pool in zijn werk. De stijlfiguur is vaak een quasi rationeel doordenken van een onbenullig