Tirade. Jaargang 47 (nrs. 398-401)(2003)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 40] [p. 40] D. Hooijer Twee gedichten de laatste kerk op de heizee gesloopt, de muren, de daken de miniature armen en benen een oude kapelvloer komt boven daaraan nog de adem van de Maria-gebeden graaf door, de goden werd wijn opgedrongen de verzoeken deugden de helft van de tegenpartij graaf door de tweede potsol de steen met de bloedgoot dat bidden was handel nooit knielde de slachter, nooit nam een god een beet van het offer - overwoog hij beloning. [pagina 41] [p. 41] Ik ken niets van de dood, geen hand geen stap vlak is zijn terrein totdat we zwemmen in water zonder bovenkant. Ik ken hem niet, ken hem steeds minder steeds minder juist vind ik zijn waarheid en ik vecht licht. Stel de egel voelt aan zijn stekels en knikt voor hij zich inrolt zo licht vecht ik, een duif wil het. Vorige Volgende