‘Indische letteren, Tempo Doeloe... en toen’ was een inleidende serie van negen gesprekken met ‘Indische’ schrijvers. Nieuwenhuys was de eerste en verder in de reeks waren te horen Marion Bloem, Frans Lopulalan, Rudy Kousbroek & Paula Gomes, Jill Stolk, Adriaan van Dis, Helga Ruebsamen, Aya Zikken en Alfred Birney. Rademaker, bijna verontschuldigend: ‘Je ziet, Indo's en Totoks, eerste en tweede generatie, Molukken, alles netjes vertegenwoordigd.’ En over het bezoek aan Nieuwenhuys weet ze nog: ‘Bert Paasman introduceerde me bij hem. Paasman is inmiddels hoogleraar, en was toen docent koloniale en postkoloniale letteren aan de UvA. Hij zei na de opname ook al: ik heb met stijgende verbazing zitten luisteren naar hoe mededeelzaam hij was. Ook volgens Bert had Rob dat nyai-verhaal nog nooit verteld. Waarom nu dan wel? “Hij voelde zich veilig,” zei Bert. Ik denk dat het kwam doordat we heel goed begonnen: we hadden een gemeenschappelijk punt. Beiden zijn we kinderen van mensen die in het vroegere Indië hotels runden. Zijn ouders hadden, zoals bekend, het sjieke Des Indes onder hun beheer, mijn ouders zaten ergens boven Soekaboemi. Rob begon te stralen toen ik dat vertelde. “Ach, echt waar? Daar heb ik mijn huwelijksreis doorgebracht.” Ik kon niet meer stuk.’
Is er dan niemand die de inhoud van het in dit artikel uitgetikte radio-interview al eerder kende? Jazeker: het verraden van de nyai mag dan niet eerder zijn opgeschreven, J. Bernlef, jarenlang nauw bevriend met Nieuwenhuys, meldt dat hij het verhaal wel degelijk kende. ‘Van a tot z.’ En nee, Bernlef denkt niet dat deze geschiedenis Nieuwenhuys al die jaren als een kwelling is bijgebleven. ‘Hij hield van vertellen, maar om een verhaal dan ook nog op te schrijven! Het schrijven ging hem niet makkelijk af. Vergeet niet dat Rob lui was.’
Was Rob Nieuwenhuys echt vooral lui? Van de man die in 1954 zijn leraarschap aan een Amsterdamse hbs wist te combineren met het publiceren van zijn debuutroman Vergeelde Portretten, uit een Indisch familiealbum kan dat toch nauwelijks worden gezegd. Om nog maar te zwijgen van de vele andere publicaties waaronder het autobiografische Een beetje oorlog en het monumentale standaardwerk Oost-Indische Spiegel.
Voor Bernlef, zo schreef hij in zijn necrologie in De Volkskrant (12 november 1999), is Nieuwenhuys altijd iemand van zijn eigen generatie geweest, al werd Nieuwenhuys geboren in 1908, het geboortejaar van Bernlefs eigen vader. Kan het soms zijn dat hij hier te snel heenstapt over wat misschien juist bij oudere generaties zwaar woog: ‘het probleem van Du Per-