Tirade. Jaargang 45 (nrs. 388-392)(2001)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 78] [p. 78] Elly de Waard Gedichten Er ligt molm op die stembanden uit het zuiden door dat zachte zagen van die G! Schuur bij dat hout en poets die snaren zalfsprekend van vleesloze bedenksels en slappe thee! Denk aan de vleugeltjes en de harige lijven van vliegen die de nachtegalen tot voedsel dienen en onder jonge brandnetels paren - die borstelen de stembanden, stuwen de zang in de gouden kelen van deze zeer schuwen onder de vogels tot de hoogten op van hun vlucht [pagina 79] [p. 79] Gers In het zuidoosten gloeit de hemel van Toulouse. Hier is het nacht. De reusachtige cipressen staan ondoordringbaar in het zwartere zwart. Alleen een kleine, dappere krekel blaast en pijpt en boort een gaatje in het afwerend stille schild van nacht. Geur van pas nog gemaaid gras en dovende as. Het sterke willen van het kromme, donkere land dat tegen de besterde koepelhemel aanbotst en opschampt [pagina 80] [p. 80] Ruw hout wedijverde in dorheid met schors van een ogenschijnlijk dode boom een gestronkte met vele, invalide delen, waar armetierig blad uitstak en tussen deze grijsachtige stekels die hun onderzijden strak omhoog hielden in de meedogenloze zon vertoonde zich een overdaad aan kleine vruchten die ooit tot olijven moesten uitgroeien; hoe scharminkeliger, hoe vruchtbaarder was de gedachte, veelheid van kroost om de schraalheid in haar wil tot voortbestaan te stijven [pagina 81] [p. 81] Ode aan de klinkers in het sterke werkwoord Zo prachtig als de klinkers scharnieren in het sterke werkwoord, ze de klank om- klappen, kieperen van alerte è van heden via milde ie van verleden tot de molm geworden o van wat voltooid verleden tijd moet zijn - Werpen, wierp, geworpen, zwierig als vlaggen hangen ze te wapperen, geven ze vlees aan het rammelend gebeente van de toonlozen, de medeklinkers, knechten van het flamboyante, sterven, stierf, gestorven slist hun rouwbetoon nog na Vorige Volgende