Robert Dorsman
Ambience Afrikaans
Over de poëzie van Charl-Pierre Naudé - een impressie
De Zuid-Afrikaanse poëzie van dit moment wordt gedomineerd door dichters als Wilma Stockenström (1933) die vorig jaar met Spesmase (mv. van spesmaas, gedachte, vermoeden) een mooie bundel aan haar indrukwekkende poëtische oeuvre toevoegde, en Antjie Krog (1952), wier negende bundel, Kleur kom nie alleen nie, in oktober 2000 in een oplage van maar liefst drieduizend exemplaren verscheen.
Even ter oriëntatie: de oudere garde in de Afrikaanstalige dichterswereld wordt gevormd door Elisabeth Eybers (1915), Sheila Cussons (1922), Ina Rousseau (1926), Adam Small (1936) en Breyten Breytenbach (1939). Andere gevestigde dichters zijn: Joan Hambidge, Pirow Bekker, Barend Toerien, Peter Snyders, Fanie Olivier, Johan van Wyk, Johann de Lange, Clinton du Plessis, Johan Lodewyk Marais, Daniel Hugo, Lucas Malan, Petra Muller en anderen. Dichters als N.P. van Wyk Louw (1906-1970), Dirk Opperman (1914-1980), Peter Blum (1925-1990), Ernst van Heerden (1916-1997) en Ingrid Jonker (1933-1965) zijn de erflaters uit de vorige eeuw.
Voor de poëzie in het Afrikaans in het nieuwe Zuid-Afrika zijn het hachelijke tijden. Debutanten als Gert Vlok Nel (1963) en Loit Sôls (1957) hebben sinds hun eerste bundel niet meer gepubliceerd en zijn eigenlijk meer performing poets, buskers met een gitaar (niets te na gesproken over hun poëzie!) en niet meer zo jong.
Ook Charl-Pierre Naudé (1958), die in 2000 te gast was bij Poetry International in Rotterdam, onder andere omdat er een vertaalproject aan zijn werk was gewijd, is een laatbloeier. Zijn bundel Die nomadiese oomblik (Het nomadische ogenblik) verscheen in 1995, toen de dichter zevenendertig was. De bundel telt vier afdelingen, waarvan Stoet van water verreweg de grootste is, en vrijwel uitsluitend uit sonnetten bestaat. Daarna volgen Ek-sê-sonnette, Metafisiese sout en Die skaduwee van die venster.
Die nomadiese oomblik is een gaaf debuut, omdat de poëzie van Naudé