Tirade. Jaargang 44 (nrs. 383-387)(2000)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 486] [p. 486] Astrid Lampe Gedichten zo kom jij aan je groene ogen de dikke map met push n pull strategieën open en bloot op tafel: een zee (geniet ervan want het gaat razendsnel) voor dit gen prik ik een promotor in de vorm van stoffige spoorwegstadjes, blanke manchetten ademen bedoel ik soms is die plek domweg niet vakant om eerlijk te zijn vind ik het alleen maar vertederend als iemand de moeite neemt zich een paar keer per dag te verkleden soms ben je dat gevoel even kwijt is een dun melodielijntje al in de ruimte net als op aarde om heel eerlijk te zijn houden kosmonauten ervan, in de ruimte net als op aarde, nu en dan een poosje te zonnebaden [pagina 487] [p. 487] je kan dit gevoel voelen met je prettigste stel laarzen aan in een park op zondag blote benen in de buurt van boten en slijpzand zon krult papier terwijl er olie siepelt op kapot karton dat zout uitslaat, nu - prettig te weten - de druppels leidingwater je op de rug staan prettig te weten hoe sterk de bekleding! met één vinger aan het stuur blindvaren op het donker het park dat als een herrezen assemblage rondom ons staat: pile pallets uit de nieuwe loods ja ik wil dat jouw wittebroodsweek, als kauwgum van de cowboy aan smaak wint in de mond van dit meisje [pagina 488] [p. 488] ik heb een pony zegt een kind met coupe pontificaal geposteerd voor een gobelin van eeuwen her pap in de kokosmat jezus au en boem doen de doelen op het veldje mijn sandaalets een sleehak en een slangenprint voor ik val wil ik gekust met bovennatuurlijke zoenkracht het een of andere roofdier biddend boven de enige bader [pagina 489] [p. 489] dat zo'n complexe structuur in een vloek en een zucht verdwenen kan zijn het kleintje wankelt door het strelen en duwen nu hier en dan daar knikken zijn knietjes een beetje aandachtig houdt het in hydraulische zucht van de grote oplegger als het visioen uitdooft verwildert het volk nu niet op de zeep plassen norse mendoza [pagina 490] [p. 490] zij wil haar handen diep in iets dat kalmte, koelte schenkt zoiets als een buil bloem verstoppen blauw kan intens zijn de bank een best lastdier met sprekende kussens handen uit de bloem, moeder! uit de grabbelton zo diep kan blauw zijn ik ben de wolf hier is je deeg [pagina 491] [p. 491] dit bos heeft een bodem knappe takken mijn tante een broche die ze nooit wegdoet ik weet hoe het voelt met nat haar door de straten van noem een stad gezeten aan de schuifpui op je stralende knie we hadden een jol thuis dus het bos trok ons niet: een jol [pagina 492] [p. 492] verspeelde romantiek in nantucket geteerde sloepjes, rovers van de schemering een opgezette aap een pan pap ze slaat er met de goede luim van een traiteur een gezonde kluit boter deur kom kampioen boeddhabuik ik laat je een fraai grafschrift lezen Vorige Volgende