Tirade. Jaargang 44 (nrs. 383-387)(2000)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 210] [p. 210] [Augustus 2000 - jaargang 44 - nummer 385] Robert Anker Gedichten De goede brug De goede brug staat open om een schip dat zich nog niet heeft aangediend dat misschien nog draalt in de monding zich te laten aandienen want zo'n brug staat open voor de zich ontdaan hebbende uit de rücksichtslose monding daarin het drama van de cargo de omsingeling van het radioverkeer en de vrede van de aanlegplaatsen. Het is de brug die ons laat wachten die ons niets te verstaan geeft noch de mogelijkheid noch de belofte van het ontredderende schip dan ons geklets tegen het geheven wegdek. [pagina 211] [p. 211] De laatste beau Ze ging die avond uit om het uitgaan in zichzelf in te sluiten vandaar de boa constructie de rebound van haar zwikkende hakken om het onbedaarlijke ontbreken van haar emoties, het zeurende vacuüm waarin het heimwee naar zichzelf haar in de steek liet, te bruskeren - voile? geen voile - verdwijnt ze in het flash-light van haar onteigening in het gat van een andere zwarte Panhard totdat in de desondanks reëel bestaande flonkerende avondomgeving de laatste beau bijster in haar breekt en haar vreemde lichaam zich zo vult met haar niet te stelpen normaliteit dat zij uitgaat in zichzelf. [pagina 212] [p. 212] Film Zij zullen nooit meer uit elkaar omdat zij nooit meer overgaan geeft hij haar de sleutel van zijn bed slaan zij hun dagen om als dekens. Intussen wacht de toekomst in haar web. Daarom stort er toch een ander in zijn film verwondt zij toch een ander aan haar rolmodel totdat zij roept in de verte van zichzelf: houdt den dief die mij ontfutselt! Hebben zij zo snel geleefd dat zij hun leven hebben ingehaald en toen gecrasht in de verleidelijke horizontaliteit van hun beelddrager? Daarom heb ik ze rechtop in elkaar geschud ik heb ze opgetrokken hier tot aan mijn hoofd maar hun menselijke zijn kwam zo nabij dat ik ze schend. [pagina 213] [p. 213] Herfstblad, oud thema Herfstblad, oud thema in een jonge boom waar bladgeboorte stormenderhand overigens lege takken overneemt ostentatief independenties ontrollend in haar geilste chlorofyle negligé in de zon die ook het herfstblad doorschijnt in zijn gebrandschilderde overwintering zodat de eerste vlinder deze biddende soortgenoot bepeinst, murmelend ‘die Andacht’ en ‘die Notwendigkeit der Natur’, intussen blazend bladgezang met volle zeilen gaande gestaag in lange streken overstag tot de zon verdwijnt, het herfstblad wederkeert tot zijn nu alom ritselend beleden thema en hij weet hoe hij opnieuw maar voor het eerst moet sterven na de aanschouwde onstuimigheid van deze nu zo deernisvol ontbladerende kathedraal. Vorige Volgende