Hij stond daar echt.
Wilmering houdt van schmieren maar wil daarin zo oprecht mogelijk zijn. Ook al moet je soms de waarheid liegen, met de lijmkwast moet je altijd voorzichtig zijn. ‘Tell them I've had a wonderful life’, is misschien wel een mooie regel op een sterfbed maar zou bij Luuks foto geen goed bijschrift zijn.
Nog een lakmoesproef. Vergelijk zijn sprong eens met die van Yves Klein, met diens Sprung in die Leere. Klein is wél gesprongen. Hij moet op deze foto, zijn ‘Obsession de la lévitation’, wel dronken van blijdschap zijn. Hij hangt als een kolibrie in de lucht. Zijn armen wijd, met de handen van een dirigent die op het punt staat te beginnen. Klaar voor wat gaat komen, in het geheel niet bang voor het verpletterende asfalt, dat hier wel zichtbaar is. Eerst de ondergang en daarna, ook dat is duidelijk, het eeuwige leven.
Bij Wilmering lijkt het niet uit te maken of je nu uit schalen van lucht of uit schalen van aarde drinkt. Of je nu met een been in de wolken of een been in de vensterbank staat. Misschien houdt hij ons hier wel een spiegel voor of zoals Sonia Gaskell het haar leerlingen van de balletschool bijbracht: ‘En als je dan valt, doe er iets moois mee’.
Wilmering neemt ‘alles alleen nog vederlicht’, daarom wellicht zijn liefde voor alles wat valt en misschien is het ook niet toevallig dat hij zich verbonden weet met de gedichten van Jan Arends, de dichter die in 1974 van de vijfde etage uit zijn raam sprong (Aan de achterzijde van zijn flat aan het Roelof Hartplein in Amsterdam).
In oktober 1999 verbaasde Wilmering mij met een stapel zeer indringende zelfportretten op reuzeformaat. Op zijn ontbloot bovenlijf, had hij een gedicht van Arends geschreven. Enkel de titel ontbrak, Tantalus. Wat mij vooral opviel was hoe hardhandig hij dit gedicht, de ene haal na de andere, op zijn huid had gekrast. Gruwelijk genoeg, zou je van een succes kunnen spreken. Het mishandelde lijf, zijn bleke vermoeide kop, maar ook de eenzaamheid en wanhoop die uit het gedicht sprak, ze werden er vreemd genoeg ‘beter’ van. Wilmerings lichaam zat vol nare vlekken en striemen. Het vers van Arends was daarentegen goed leesbaar, als je tenminste een beetje je best deed en meeboog met de rechtshandige kunstenaar die links van zijn navel was begonnen en het gedicht liet eindigen op zijn min of meer gehavende keel.