Tirade. Jaargang 43 (nrs. 378-382)(1999)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 481] [p. 481] Frans Kuipers Gedichten een is je oogwit, haarfijn dooraderd en twee zijn je wimpers, vliegenpootjeszwart. Drie is het huis en de haven der kleuren, een kraal die het licht rijgt, drie is je iris, grijsgroen en gespikkeld. Vier is een vinger geheven: Schaam jullie, smaragden, parels en diamanten in het donker van jullie doosjes, diep in de kluis. Van traanvocht altijd-nat. Van fortuin het zwarte rad. Vijf is het pupillen-gat. Maar zes is guldenvlies goudste: de gewaarzegde beelden in hun bol. [pagina 482] [p. 482] en in de diepzee het logboek door de stroom ingebladerd, en hoog op de bergwei, ingenomen het eens zo machtige slot, door brandnetel, braamstruik en mos. En Oud-Helleens, Azteeks of paleozoisch, konden boven deze vijver hedenochtends wolkgedrochten zijn. En maffioze meeuwen intimideren de eenden onder het oog van het broodgooiende oudje. En juli is gekomen met zijn gouden kadoos. En de bloemzoener bromt in de tuinen. En R. werd groot. En J. is dood. En het oude vertrouwde is van het onberaambaar nieuwe de kraamkamer. En waarheen je ook waaien mag vergeet nooit dat je heet Hannes de Huidige, heer noch meester, ridder van de Natte Roos, Prins van het koningshuis Toedeloe. Vorige Volgende