hij met beide handen tegelijk op mijn wangen. Applaudisseerde als het ware in mijn gezicht. Riep: ‘Zèg! Als jij je opaatje niet kan missen, dan ga je toch lekker naar het Beatrixpark. Daar zitten ook allemaal van die ouwe kerels van je pè-pè-pè-pè-pè!...’
Dat laatste kwam er met schetterende kopstem uit. Ik struikelde de klas in. Om mij heen een spreekkoor: ‘Hoi, hoi, hoi! Soep, soep, soep! Balle, balle, balle!’ En: ‘Opa! Opa! Opa!’
De volgende dag is mijn moeder op school (hoewel ze hoogzwanger is en haast niet meer kan lopen). Ze wil met Niessen praten. Zich vasthoudend aan de voorste banken loopt ze het lokaal in. Niessen zit achterover in zijn stoel een appeltje te schillen, zijn benen over de lessenaar, de schil bijna op de grond. Hij kijkt niet op of om.
‘Ik wilde even... even met U praten,’ steunt mijn moeder buiten adem.
‘Hoezo? Sinds wanneer is dit een ouderavond dan?’
‘Nee... maar Paul was gisteren erg van streek en -’
Niessen haalt zijn schouders op.
‘Hoezo, is Paul ziek dan?’ onderbreekt hij haar en zet zijn tanden in zijn appel, terwijl hij haar vluchtig van opzij aankijkt.
Mijn moeder draait zich om en verlaat de klas weer op dezelfde manier. Leunend op de voorste banken en nu ook op mij. Mompelt dat ze Niessen een onhebbelijke man vindt. Verder zei ze niet veel op weg naar huis. Ze had andere dingen aan haar hoofd. De begrafenis van haar vader. En de geboorte van mijn zusje, diezelfde avond.
Meneer Wouda, de meester van de vijfde klas, sloeg hard. Links, rechts om je oren en op je achterhoofd met de muis van zijn hand en met gestrekte arm. Nu en dan viel er een sonore klap, waarna ergens in de klas een jongen ineendook als een kat in doodsangst.
‘En je weet heel goed wat ik bedoel!’ zei Wouda dan.
Niet meer voor te stellen dit. Slaan was, denk ik, voor de oorlog al verboden, maar er bestonden nog zoveel ongeschreven wetten uit andere tijden...
Was aan Niessen alles hoekig, aan Wouda was alles kegelvormig. Zijn hoofd en ook de rest van zijn lichaam. Dat was vooral goed te zien wanneer hij trefbal met ons speelde in de gymzaal. In hemdsmouwen en op blote voeten. Eén grote, zwetende conus met pret in zijn ogen en een harde hand van werpen als hij je ‘afgooide’. Met rood uitgeslagen kuiten kwam je dan thuis.