Tirade. Jaargang 43 (nrs. 378-382)(1999)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 475] [p. 475] Anneke Brassinga Vijf gedichten Moederdag Achter de kastanje die krankzinnig is geworden van de brullende merels, heel mooi zoetgevooisd melodieus maar toch als woedt er een uitslaande orgelbrand in de kathedraal (komt allen nu samen met blus dan wel spade, geen kelken Aärons geen klokjesblommen! kwelen zij a capella) - ten spoedigste, wat heet, ijlings wordt onze stort van tranen ingewacht -; achter hem die als een baltsende jezusboom van top tot bijkans teen zijn mansdeelrijzige kaarsen walmzoet en al lekkend heeft ontstoken, staat goddank haveloos, volslagen kaal het takkelijf van moeder esdoorn lief te wenken: Kind, kop op! Al haast weer winter! Schrale jij ontroost, mompel ik, ontroostbaar nu eenmaal van heimwee naar vroeger, toen voorjaar bestond [pagina 476] [p. 476] zonder mij. Maar van weeromstuit rollen uit mijn knikkers weke parels en stralen sterren in hun bloeddoorlopen breken. Nabij, nabij o en voorgoed nabij o koude klonterpap van modderdonker merelloos het binnenste der aarde schoot. [pagina 477] [p. 477] KV 271 (pianoconcert nr. 9 in Es-Dur) Regen stijgt bij heldere lucht - stamelingen zij dwalen maar wat, zweven blijvend buigen alle tonen ten mineure af en mee met hun wijken glipt het hart. De uitverkorene die de muziek mag horen als geen ander en altijd voor het eerst ben je niet meer en nooit meer. Maar nog even hoef je niet de regen van je kranke leven in. [pagina 478] [p. 478] KV 450 (pianoconcert nr. 15 in B-Dur) ... en dat het zoveel donkerder is hier, waar het ook zij en sinds wanneer? Terwijl de muziek maar blijft doorgaan in retrograde beweging, je weet waarheen. De kleinste fraseringen alleen nog klinkend als nieuw en des te noodlottiger want je kunt er niet uit, het stromend concert van Wolfgang A. stuwt naar verleden - het is overal. Hoe kan gestorvenheid zo jachtig zijn en zonder plek? Een schuurlap van wassend water. Wat geliefd was heeft de ruimte ingenomen die je scheen uitgespaard in meegaand omhelzen toen alles op weg was, naar later - nu hier. [pagina 479] [p. 479] Overzij Te lang heb je geloofd dat niets je deren kon en nu pas in omzien die priemende schotsen op de vluchtweg, bevroren rivier. Je voeten ze blijven voor eeuwig erbarmelijk bloeden. [pagina 480] [p. 480] Kwatrijn In krijten, zuchten sleept zich de dagen door 'n leproos van lust. Te dragen zwaar het eertijds lichte: haar smartenslijf sinds gij 't gekust. Vorige Volgende