Tirade. Jaargang 42 (nrs. 373-377)
(1998)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 408]
| |
Gert Vlok Nel
| |
[pagina 409]
| |
Circus in de schemer
beaufort-west: okt '76
de tent is vanmiddag opgezet
hemelhoog zoals een borstplaat-regenboog
aan de andere kant van de vuilnishoop waar we oude medicijn-flessen zoeken
(ik en Hennie, ik en Oppies, ik en Vloog)
om 5 uur zijn er hansworsten in de paul sauerstraat
die eenmalig uitnodigen kom vanavond o alsjeblieft Ma
Tiekie is een dwergje en grappig met zijn pruimenneus
Ma's tranen biggel-biggelden zoals hij daar wegwaggel-waggelde
in de donkere avond deden we vanaf de tent om het hardst
tegen de bruine jongen maar hij bleef ons voor
en bij het hoek-erf toen we stopten was Vloog niet bij
ons. later kwam hij met de fiets daar aanrijden.
| |
[pagina 410]
| |
De dag toen ze donkie viviers
je ma is dood.
bij de school.
heeft hij zijn tas.
zijn hoofd.
gespuugd.
& geschreeuwd.
& gerend over de groene vlakte van het rugby.
de totempalen.
de buswinkel. de hut van de vermoorde opzichter.
de xhosa-grasmaaier, briljant & kru, slapend.
(zijn vrouw boven in de linnenkamer, dom & schuw, verrekend).
de wachtende ouders in motorige
auto's, latent.
de intriges op fietsen, berekend.
voorbij bomige bomen.
toen voorbij mij (& toen voorbij jou).
voorbij het gedicht.
door het naar buiten openstaande hek
voorbij elsa die haar eerste maandstonde in de biologieles.
de lichte straat in.
voorbij de rechtopstaande graven.
een dat naar het oosten kijkt.
een west.
over huizen straten postkantoor kerk.
het laatste station op de planeet, beaufort-west.
steeds verder de schemer in.
tot in zijn peperboomste peperboom.
in zijn achtertuinste achtertuin.
& de late middag is chroom geworden.
& trein die ijzig fluit.
| |
[pagina 411]
| |
Je moet mij daar niet naar terugnemen dixigits gats gots Gert wat een tijd om naar foto's te kijken
Dixi, sorry, ik kon niet meer slapen, what time is it? half vier, 3:34. o Gert, only ghosts are up in this godforsaken hour & in this our forsaken love.
Dixi Dixi je moet dingen niet zo door elkaar mixen, zeg ik. hier liggen onze oxymorons, ik ben Gert dat is Dixi. het is 3:34 's nachts, somewhere in maart. ik kijk naar foto's foto's kijken naar mij. ik schrijf maar om m'n hart te luchten bij Dixi's titel & haar mooie tietjes, tussen de wekker van haar broer & mijn klote writer's block. ik ben 33, zo oud als Jezus was toen de beautiful woorden van Nazareth hem verlieten. in 1997 woog ik 97 kilo. 24 tanden en kiezen heb ik nog 24 tanden en kiezen. ik ben beveiligingsbeambte. op stellenbosch. bij campusbeheer. dat is de veiligheidsafdeling van de universiteit. 's nachts controleer ik goedkoop en vaal of de ramen van dure vale gebouwen dicht zijn. overdag zie ik koos kombuis, lina spies, john kannemeyer, marita van der vyver & en nou treurig genoeg ook etienne van heerden in coffeeshops zitten. er zijn veel coffeeshops in stellenbosch.
iets is weg is weg, Dixi. zoals uys krige z'n de zee de zee, elvis has left all of us so lonesome. nee, zeg jij ik ben hier. je hebt mij. ga weer slapen, alles is vast. een vaste burcht is onze god, zeg ik. ja je hebt security, zeg je. ik ben security, zeg ik. ja jij bent iemand, veel mensen hebben van je gehoord je bent een dichter in bed. al ben je dicht je dicht. al ben je zo lelijk als de nacht je kent de nightie woorden van de nacht. iedereen leeft nog ook. iedereen op de foto's is nog in je hand. ook al zijn ze dood, je kent nog hun namen. | |
[pagina 412]
| |
je ma je pa alle woorden zijn er nog. met inbegrip dat ontwijkende magische woord, dat de andere woorden zal binnenroepen voor de nacht. de woorden die je ontvallen zijn zoals ma, pa, Here, lief & je eigen naam. ze zullen allemaal komen aangesneld. als je goed roept. want het is al diep verscheurde schemer & er zijn nog woorden die buiten spelen. het is mooi, Dixi, zeg ik, het is nu goed, het is bloemen & zand, het is kluiten het is eigenlijk niet postmodern. je moet postmodern zijn. of post post modern. popomo. je moet popomo zijn. we zijn allemaal op weg naar popomo. zoals de beach boys naar cocomo. je maakt je te veel zorgen, zegt Dixi, over wat lesbische literatoren van je denken. i pazzi per lettera sono i maggiori pazzi. 3:30 's nachts & Dixi zegt zoiets. wacht wacht moet je niet tegen mij zeggen, het is een citaat, zeg ik. letties heeft iets oers & dieps gekliekt. mannen klieken slechts aan de voorpunt, vlak & avant garde. het is banaal, zeg jij, iedereen kliekt. het is triviaal. er zijn grotere dingen: in 1943 was er een drievoudige conjunctie van saturnus tegen de achtergrond van vissen, zoals in 7 vC voor het laatst. maar groter en significant. also sprach mijn prachtige Dixi. het begint het regent tegen de ruit zoals in oude diepe letterkunde. het regent Dixi, zeg ik, over jouw & mijn dode & levende woorden. jij kijkt naar mij. laat die beelden schieten. het zijn afgodsbeelden. het zijn james joyce en karel schoeman. & joyce is gek en blind & karel vaag en kinds geworden. je hebt andere woorden in je mond, zeg jij. ik heb de spoorwegen & Beaufort-West zeg ik, eeuwen terug vergeten. schrijf dan over dode woorden, zeg jij, schrijf dan over scary dode woorden.
begin bij het woord trein, waar ben jij op de foto?
dit ben ik in 1982 (82 kg). ik ik ben 18. vergeef me als ik s stotter. op weg naar mijn eigen onliteraire begrafenis. er is een godverlaten schemer. wat is het al februari? dit is station Beaufort-West. het is de negen-uurtrein heen. troepentrein is een archaïsch priemwoord, het is deelbaar door een & mijzelf. net als een priemgetal. het is een woord tot bovenaan toe vol zoals holocaust. het is eenzaam zo. voor is het leitmotiv al puffend. daar doet de treinbestuurder de koplampen aan. het klieft door de nacht als een gil.
dat ben ik tweede raam van rechts. Achterste rijtuig. met die puistjes, onder de eskamel. dat ben ik. het is avond geworden. jé de perronlampen. | |
[pagina 413]
| |
dit is de hoenoemjemookweer maan boven. dit is ma hier's pa het is hartzeer & angst & meerzulkgelul. het woord Ma begint te huilen. het is de trein. die met rukken stilhoudt. Ma leunt tegen trein, zoent mij, zegt de Here is er, zegt eet je vol, eet al je eten. het perron is vol meisjes hun volle lippen vol lip o gloss ter wille van (lijkt het) dwangrijm eenzaamheid & natte dromen. wat was het woord Dixi? Trein. de trein glijdt. de nacht in. de bestuurder blaast de perronlichten uit, als hij wegrijdt. de nacht in, uit uit de foto uit.
stationspoorwegbrugdonkereriviergolfbaanbergmaan & trein passeert. stop stop wacht voor je hier binnendringt Gert. met je pakje filterwoorden. hier is je ziel nog gewoon. hier heeft de droom nog haar maagdelijkheid. wacht, alsjeblieft. & dat andere ding waar, waar is de Here in je landschap. nee, demonen & woorden was alles wat we hadden.
die avond in februari, voor ik weg was met de trein, heb ik gezegd: het leger de luchtmacht de vloot heterogene bevolking. het is een nachtreis, even abrupt als een knipoog, & jij praat zo, zulke woorden, Dixi.
& al die andere foto's hier die eindeloze processie van huwelijken door foto-albums zo dik als statenbijbels. zo vreesaanjagend als de upanishads. jonge vrouwen trouwden met hun jonge pa's. zoals ze waren, zoals ze zouden worden. wat is het, wat is dat ding? de tafels vol bijzonder eten, de monden, de uitingen, de uitgeputte taal. mijn zussen mijn nichtjes mijn tantes dragen bloemachtige rokken als gordijnen en slingers. ik ruik sandelhout olie & zie boten op de Ganges. ik val voortdurend door de handen van deze foto's. ze zijn te onherbergzaam voor mij je moet mij daar niet naar terugnemen Dixi, het is te boe het is te bang het is beaufort-wes revisited. | |
[pagina 414]
| |
December & zee
groteske wolken bewegen boven het toneel
wij twee arme spoorwegdonders uit hermanus -
het regende de allereerste avond subcultureel wreed
overal om het leger-bivak. halverwege ons in de mist
slempten rijken in een kloteherenhuisindehemel (in het heelal).
ik wou niet dat je keek en het zag.
anders zouden ze brutaal brood drinken en ons wijn komen
brengen.
Het was ons eerste uitje naar zee, op 16 & 22.
vanaf beaufort. lift naar hermanus. Attie mijn broer
en ik. voor jou werd stormy weather gezongen in de nacht als
bevestiging & vergissing. Maar summertime had het niet beter
gedaan. stilte ook niet. sundown was de ergste tegenvaller. ‘Nacht
At,’ zei ik.
‘ja’
5 uur renden we verwaterd en verwilderd over het strand,
jeans & truien, samen met windsurfers in wetsuits. het was
griezelig. hemel en kutaarde verpakt in wolk. we
waren gauw warm ter zake van die kutmotregen. ik
wou (die ochtend) iets gestalte geven in rots of rijm
maar had alles al weggegeven
aan herinnering & pijn.
Om nou, got-jaren later, te bergen uit vadems donkere
trog, vastgenageld tegen dek en mastpaal, vloekende hollander
| |
[pagina 415]
| |
elke keer dat ik over kruis of
ik rangschik frenetisch
dekstoelen op de Titanic. of preveling. of ik bid tot got, ons hot-
notsgotGa naar voetnoot*.
of iets At maar dit beloof ik je At:
de pot op met rijm:
we zijn een dag gebleven: het was avond
en natuurlijk morgen. er was licht. ‘het is de 1e
dag van de rest van ons leven,’ kon ik zeggen.
het was de 2e ochtend op de 3e planeet van de zon.
we zijn verwoed weggelift, in triest, naar het beaublauwe
van de kroGa naar voetnoot* en het equilibrium van jouw ogen. ik ril
bij de herinnering aan hoe we reisden, hoe we keken
1) we liftten 2) we kwamen tot onrus.
Een twee drie het is de kutplek die we moesten zingen
boven de stereo van die twee leuke holes of ass
die ons meenamen. in omgebouwde kombi. we klopten aan bij
een willekeurig huis. ‘kom erin,’ zei jan rabie. (lieflijke radijsjes in
de hand.)
in de hoek zat etienne leroux als een zoutpilaar, samen met
elizabeth, zijn lot. zijn blik
was bewolkt. hij heeft ons en jij hebt hem niet herkend.
‘we zoeken Daan Verwey, die vriend van ons,’ zeiden we.
tegen de uitgebasterde avond waren we op het plateau, in fatale
regen, bij matjiesfontein, tegen de 160 km/u. onze koplampen
tippexten over opgeheven heuvels, vaag huis, petite licht.
3) ik herinner me vanavond At, voor wat het was, je blik:
leven is iets onnatuurlijks.
| |
[pagina 416]
| |
Voor de mottenballen & de hele winteriemand bij de mazda 323. Ssst zeg jij luister. hoor jij iets? ik begin woest te spoken aan mijn broek. sjaddap jij bent zo stom, zegt zij. is er iemand? Ik wrijf verwoed een kijkgaatje op de beslagen ruit, hoor jij iets? het is avond & we zijn bovenop de heuvel bij de dam boven de dam die gezongen heeft door de ballpointpen van Van Wyk Louw. iemand drukt licht op haar oor. er is water in mijn oor, iemand heeft gezongen & ik ben gezonken, zegt ze.
vanavond verlangt naar jou ik. ik ben vanmiddag naar de film geweest. het rode uitgang-lampje deed me aan jou denken.
dit zijn wij voor de coöperatie. in Beaufort-West. in de hoofdstraat. de binnengevallen peerbomen fladderend, stervend onder neonlichten. het heeft geregend. auto's rijden swiesj swoesj voorbij. hier was alles nog vlinder. hier was de liefde nog niet voldongen. hier is zij later, 10.000 mijl gelift om de Here te zien. in een droom zie ik bovenop het dak van de co-op een dood torenvalkje liggen.
de overstroming van 1948 in Beaufort-West. kerkstraat na de overstroming. er zijn fords & studebaker champions. een dodge fluit-drive. een dkw met een houten chassis. die daar is een plymouth. er zijn kinderen op de foto voor het Queens hotel. vanavond gaan ze verstoppertje spelen op de veranda, maar nu is er het magische ogenblik van de overstroming. een, het jongetje bij de lantaarnpaal, kijkt bang naar ons, Dixi. er is iets bij ons in de kamer. | |
[pagina 417]
| |
dit is Opa Vlok op zijn hoogtepunt. (schuine hoed) op een avond in de trein, van de kroeg vandaan (& pauweveer) ontmoet hij een woii veteraan die zegt dat hij ook moe is. van de vrede & ze gaan op weg naar huis voor een glas. die man ietwat overstelpt zegt dat we elkaar in de oorlog hebben geholpen. maar Opa trekt zich terug & schopt hem op zijn ballen. (Opa was niet niet in de oorlog.)
& Ma bij Opa's graf, sober zoals het pelgrims betaamt in augustus op weg naar graf & got. & boterbloemetjes nog wel. dat ben ik daar achter. gejast en gedast. ik lees grafsteenteksten. het is mijn favoriete letterkunde. tot die blijde morgen zijn leven was christus sterven winst, o lenté lenté currité noqtis equi. haast je langzaam langzaam.
& dan Altus. hier is hij 10 mijn broertje & en boven hem zijn ook wolken. het is voor de tijd de wolken in zijn ogen heeft opgehangen voor de mottenballen & de hele winter. achter hem. vliegt een zwerm torenvalkjes uit een eucalyptusboom. als het winter wordt broeden ze op de eenzaamste steppen van zuid Rusland. in oude verlaten moslimgraven. eng zo eenzaam daar alleen. heel de winter en niemand in zicht.
die een van de Smitjes van hillside, neels & ansorina & delila die in de euforie van haar man de dood vond & martha die in pretoria marlene werd. die avond toen ik uit de guaveboom donderde volle maan. & ze me lock stock & teardrops de maan in dragen tot ik terugflikker naar de aarde tot tegen Ma's borst, 13, ik was 13, en voor het laatst met lock stock & vicksdruppels tegen Ma's borst. diezelfde avond kreeg ik griep en woorden. waar zijn de Smitjes, waar is die bijzondere boom, waar is die maan, waar is Ma & waar zijn de woorden als het pijn doet.
dit is een foto van de rivier ik ben onder water. kijk goed. ik weet dat die rivier droog is. die foto is behekst.
& hier ben jij Dixi, het is nacht & jij staat bij een erker. je bent naakt. je borsten zijn verwaaide duinen of andere vermoeide | |
[pagina 418]
| |
metaforen. je lijkt op drift er is pijn. je weerkaatst in de ruit. jij & de nacht kijken naar elkaar. boven je hoofd vaagt een gordijn. het veegt in de wind. volgende foto. aub. licht pijn iemand op, Dixi? licht een sirene een boot uit zee?
Uit het Afrikaans vertaald door Robert Dorsman |