Wim Hofman
Thuiskomst
Echt een plek om aan te komen na een lange reis. Je zet je koffer neer. Erin een oude jas, een grijze werktrui met kapotte rits en gaten in de mouwen, een zwart bijbeltje en wat is dat daar? Ach, een stuk speelgoed, een houten vrachtautootje, zelf gemaakt? Wielen blauw, cabine rood, rubberen bandjes zelfs. Je laat het handvat van de koffer los en strekt je vingers. De koffer valt deze keer niet open! Het papieren touwtje houdt zich goed. Je sluit je vingers weer, niet dat je iets wil pakken. Of misschien toch. Je voeten doen pijn. Je schoenen zijn al weken kapot, je zwarte tenen met de kromme nagels zijn te zien. Je rechter schoen heeft wat weg van een of ander beest, een krokodil, een snoek? Komt door die spijkers die op tandjes lijken natuurlijk. Je broekspijpen zijn gerafeld en zitten vol stof. Het is warm. Je hebt het warm. Je haren zijn lang en vettig. Je veegt wat zweet weg met de rug van je hand. Hoeveel kilometers heb je gelopen? Wat een vraag. De zon is al onder. Een paar vliegen zitten zoemend achter elkaar aan. Zij zijn kwaad op elkaar, zomaar. Zoals mensen dat ook wel zijn. Zware, inktblauwe wolken hangen boven een vlak land. In een gedicht zou dat het beeld kunnen zijn van gemoedsrust. Maar je bent niet kalm, je hart klopt hard. Links zwarte bossen en rechts een huis. Dat moet jouw huis zijn, je hebt het adres op een oude briefkaart. Op de briefkaart een groene zegel en een paar vlekken, bloed misschien, of inkt. De wolken zijn nu nog donkerder geworden, de lucht erachter is net iets lichter blauw. Een bliksemschichtje springt eruit. Het heeft wat weg van een doornstruikje of van de pijn die af en toe door je borstkas schiet. Het huis is zwart. Voor het huis zwart gras. Je zou nu, als dit een film was donkere, zachte langzame muziek verwachten, een stelletje strijkers misschien, een paar trombones, een groepje hoorns, gehuil van wolven, rollende donder. In het huis gaat nu een lamp aan. Een vrouw roept iets. Ze roept steeds. Een deur gaat open. De vrouw is jong, haar haren zijn los, ze loopt op blote voeten, ze rent door het gras. Kom terug! roept ze. Ze rent in de richting van het bos. Ze beweegt houterig haar handen alsof ze vliegen