Tirade. Jaargang 41 (nrs. 367-372)
(1997)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 466]
| |
IIk stond er op dat het contract ontbonden werd. We hadden het weliswaar opgesteld en ondertekend toen we elf waren; voor mij deed dat niets af aan het gewicht ervan. Wie ooit op het idee komt zijn vriendschap te bekrachtigen met een stuk papier, dient dat papier serieus te nemen. Wat dat betreft ben ik sinds mijn elfde niet veranderd! Toch was het destijds Nina's idee om elkaar eeuwig trouw te beloven. Voor haar verjaardag had ze een vulpen met lichtblauwe inkt gekregen, die ze wilde inwijden met een tekst waar zelfs haar dagboek-ontboezemingen bij zouden verbleken. De kamer was nog vol visite, maar de paar minuten waarin de tantes en ooms zich tot de jarige richtten waren allang voorbij. De cadeautjes waren geïnd, de glazen gevuld, dus Nina en ik konden ons met goed fatsoen uit de voeten maken. Ik herinner me dat haar toon bazig was toen we de kamer verlieten. ‘Kom jij maar eens mee,’ zei ze, en ze leidde me met haar hand in mijn rug naar haar kamer op de eerste verdieping. Terwijl ze de deur in het slot duwde, wees ze naar het bed en vervolgde: ‘Ga daar maar zitten en doe je ogen maar dicht.’ Ik gehoorzaamde zonder tegensputteren en probeerde te raden wat ze uitvoerde. Ze schoof haar stoel onder het bureau vandaan; dat was één. Daarna herkende ik het droge plofje van haar billen op het hout en het voorwaarts schuiven van de poten, zodat ze recht voor het schrijfblad kwam te zitten. De rits van haar rode etui kon ook niet missen; die klonk veel hoger en scherper dan de rits van, bijvoorbeeld, haar spijkerbroek. Wat ze vervolgens pakte kon ik niet horen. De gum met aardbeiengeur, die ze van mij had gekregen, of de vierkleurenpen waar je naar keuze een rode, groene, zwarte of blauwe vulling door de punt kon duwen? Nu pakte ze een stuk papier, dat wist ik zeker. Net zo goed als het schuiven van een pen op dat papier. Haar nieuwe vulpen! Natuurlijk! | |
[pagina 467]
| |
‘Nina,’ vroeg ik voorzichtig, ‘wanneer mag ik kijken?’ ‘Sssst,’ siste ze, ‘wácht nou even. Anders gaat het helemaal verkeerd.’ Ik beet op mijn lip en kneep mijn ogen nog wat steviger dicht, voor het geval ik in de verleiding kwam om tóch te kijken. Wat heeft zij toch altijd goede ideeën, dacht ik, terwijl ik mijn benen strakker in hurkzit trok en mijn rug tegen de muur aandrukte. Mij zo te laten wachten en dan zelf iets uitbroeden; daar zou ik geloof ik nooit aan denken. Toen ik mocht kijken lag het vel papier op mijn knieën. Nina stond voor me en reikte me haar vulpen aan. ‘Rechts onderaan moet je tekenen.’ Ik had mijn ogen zo stevig dichtgeklemd, dat de woorden leken te dansen op het papier. ‘Ik zie alleen maar vlekken,’ zei ik en begon met mijn wijsvingers over m'n oogleden te wrijven. ‘Laat mij dan maar.’ Ze nam het papier uit mijn handen en las voor wat ze zojuist geschreven had. Amstelveen, 6 maart 1978. Ze liet bewust een stilte vallen, voor ze zei: ‘Als jij d'r net zo over denkt, dan moet je dus tekenen; rechts onderaan.’ Ik aarzelde geen seconde. | |
II‘We hebben precies acht maanden samengewoond,’ zei Nina terwijl ik koffie zette en zij haar keukenkastjes leeghaalde. ‘Het lijkt veel langer, vind je niet?’ Ik haalde mijn schouders op. ‘Ik weet niet. Ik denk nooit zo in maanden.’ Zolang Edo op de kruk naast het fornuis bleef zitten, had ik het gevoel dat er een camera in ons keukentje draaide. Ik kon me maar niet voorstellen dat ze haar spullen liever bij hém in de kast zette. Hij was niet onaardig, maar ik zag hem meestal alleen maar lethargisch bij haar op de bank zitten, met de afstandsbediening in zijn ene hand en zijn andere | |
[pagina 468]
| |
hand rustend op haar schouder. Als hij overeind kwam, dan was dat omdat Nina opstond en hij haar wilde volgen. Ik pakte drie bekers en zette die naast elkaar op het aanrecht. Edo boog zich wat naar voren in de richting van de ruitjeskast en las hardop de namen van de producten die er in stonden. ‘Riet-sui-ker-me-las-se... Ory-za-snel-kook-rijst...’ Het was zijn gewoonte om alles wat hij las hardop uit te spreken, op de lijzige en monotone manier van een plaat die te traag wordt afgedraaid. Alleen bij het nabootsen van geluiden voerde hij de snelheid wat op. ‘Miauw,’ zei hij steevast als Minka om zijn voeten draaide. En ‘Kabeng!’ als Nina of ik tijdens het pakken iets uit onze handen lieten vallen. Nina stoorde zich nergens aan. Ze liep achter mij langs naar het fornuis, waar boven op een plank nog wat kookboeken stonden. Edo omvatte onmiddellijk haar heupen zodra ze voor hem kwam staan. Zij rekte zich nog wat verder uit om het ‘Moeder aarde-boek’ te pakken en ‘Verantwoord koken zonder vlees’. ‘Doe jij straks de stereo?’ vroeg ze, terwijl ze het stof van de pagina's blies. ‘De doos staat nog in de gangkast.’ Hij schoof zijn hand onder haar trui en tuitte zijn lippen voor een zoen. ‘Voor iedere klus een kus?’ vroeg Nina met een stem die ik niet van haar kende. Hij trok haar op schoot en gromde. ‘Ga je vanavond lekkere nasiflapjes-pudding maken, hunh?’ Ik zette het koffiezetapparaat aan en liep door naar de wc, die naast de keuken lag. De namen op de kalender kon ik wel dromen. De maanden stonden in lange kolommen naast elkaar, en juist toen ik bij Annemiek was aangeland, die jarig was op 26 juni, hoorde ik Nina giechelen en zeggen: ‘Nee idioot, niet hier.’
Zeventien dozen, zes plastic zakken en achttien diversen (los). In één middag en één avond hebben we al haar bezittingen verzameld en ingepakt. Alles wat we het jaar daarvoor samen kochten. Het voelde alsof zij en ik in scheiding lagen en nu de boedel gingen verdelen. Jij de stereo? Dan ik de kleuren-tv. Jij de eettafel plus hanglamp? Dan ik de bank met het bijzettafeltje. Servies? Geen enkel probleem. Drie om drie en de ondeelbare dingen verloten. We gingen zo praktisch te werk, dat we in één moeite door de kat nog verloot hadden als Edo niet zo'n bazige herder had gehad. | |
[pagina 469]
| |
Ik kon niet meer stoppen met ruimen. We waren 's ochtends om acht uur begonnen en 's avonds tegen tienen liep ik nog steeds als een gek door het huis. Ik vond nog van alles, en niets kon wachten tot de volgende dag. Er kwamen vergeelde ansichtkaarten tevoorschijn, halflege lippenstiften, proefmonsters, schoolschriften... En alles, álles wat ik tegenkwam, veegde ik op een grote hoop, die ik tenslotte in een lege sierpot schoof. ‘Kom nou even zitten Tes.’ Nina zat naast Edo op de bank en stak haar hand naar me uit. ‘We hebben nu wel genoeg gedaan. Wat er verder nog tevoorschijn komt neem ik een ander keertje wel mee.’ Edo had het laatste pilsje in zijn hand en keek gehypnotiseerd naar een speelfilm. ‘Toe Tes...’ Ze hield haar hand naar me uitgestoken en bleef me smekend aankijken. Ik kon niet bewegen, dat heb ik wel vaker. In de film werd een achtervolging ingezet. Edo vouwde tevreden zijn armen over elkaar en zoemde mee met de auto's die over het asfalt scheurden. ‘Mmbzzzzz, bbbzzz, bbbzzz...’ Nina schoot in de lach en deed met hem mee. ‘Mmbzzz, bbbzzz, bbbzzz....’ en samen helden ze over naar links, naar rechts en naar voren, terwijl ik als een houten klaas in de deuropening stond. | |
III‘Geef es aan hoeveel je om me geeft, Tes?’ ‘Ik zou niet weten hoe ik dat moet doen. Ik...’ ‘Met je handen. Als je ze tegen elkaar houdt is het niks, en spreid je ze zo wijd dat je me kunt omarmen, dan is het alles. Simpel toch?’ In de zomer na Nina's elfde verjaardag, mocht ik met haar en haar ouders mee op vakantie, naar zee. Daar liet ze me duidelijk merken dat ik God op mijn blote knieën danken moest voor zo'n vriendin. Zij wist alles al. Ik nog niets. Op een middag zaten we gehurkt aan de vloedlijn en zochten schelpen. Geen grote, grof gekartelde wilden we hebben, maar hele broze, het liefst in pasteltinten. Ik had al een aardige bodem in mijn emmer, toen Nina er ineens de brui aan gaf. ‘Geen zin meer,’ zei ze, en ze liet zich languit achterover vallen op het natte zand. | |
[pagina 470]
| |
Ik wierp een blik op haar verzameling en vroeg: ‘Zal ik de jouwe dan maar bij de mijne doen?’ ‘Mij best.’ Ze vouwde haar armen onder haar hoofd, trok haar benen op en begon met haar voeten in het water te kletsen. Ik reikte over haar heen naar het emmertje en goot de binnengehaalde buit snel over in de mijne. Neuriënd woelde ik met mijn hand door de opbrengst. Het water van de zee strekte zich uit tot aan mijn voeten, zocht zijn weg tussen mijn tenen en trok zich weer langzaam terug. Zo kon ik uren blijven zitten; mijn voeten stevig vastgezogen in het zand, m'n bovenlichaam wiegend boven mijn gehurkte benen en m'n hoofd voorovergebogen over de schatten van de zee. Nina was ongeduriger. Ze liet haar voeten steeds luidruchtiger op het water neerkomen, waardoor de spetters in het rond vlogen. Pas toen ik nat werd, keek ik op. Ze had haar ellebogen in het zand geplant en klakte twee keer met haar tong. Toen vroeg ze snel: ‘Weet jij wat de edele delen van de vrouw zijn?’ Ze keek me uitdagend aan en wachtte. Ik wilde gaan verzitten, maar verloor mijn evenwicht. ‘Nou?’ drong ze aan, toen ik met moeite mijn hurkzit hervonden had. ‘Ik denk van wel,’ treuzelde ik, en trok met mijn vinger een rechte lijn in het zand. ‘Wat dan?’ ‘Weet jij wat een zeepok is?’ ‘Ik vroeg: Wàt dan?’ ‘Het hoofd en de benen,’ antwoordde ik gehoorzaam. Ze begon te giechelen maar werd snel weer serieus. ‘Zal ik het zeggen?’ ‘Dat is goed.’ Ik was niet eens nieuwsgierig, maar hoopte dat ze het onderwerp hierna zou laten rusten. ‘Ditte,’ zei ze, en ze tastte naar haar borsten en schaamdeel, met de snelheid van een katholiek die voor het eten een kruis slaat. ‘Wist je 't echt niet?’ ‘Nee, dat zei ik toch?’ Ik had het moeten weten, vond ik. ‘Ik weet nog veel meer,’ zei ze en sprong overeind. Door het dolle heen rende ze naar onze handdoeken die halverwege het strand lagen. Ik kneep mijn ogen tot spleetjes en staarde haar na door mijn wimpers. Ze kwam terug met twee boeken; in elke hand één. Om beurten hield ze ze fier omhoog, maar door het felle zonlicht kon ik de voorplaten onmogelijk van elkaar onderscheiden. Baldadig plofte ze voor me neer, legde één van de boeken omgekeerd op het zand en sloeg de ander open op de plaats waar een bladwijzer lag. | |
[pagina 471]
| |
‘Kijk,’ zei ze trots, alsof ze het zelf had uitgevonden, ‘dit is de ontwikkeling van de vrouw.’ Ze liet me een aantal bladzijden zien waarop naakte meisjes in pentekening waren afgebeeld, die naarmate je verder bladerde steeds wat meer schaamhaar kregen en steeds grotere borsten. ‘Lag bij het oud papier,’ zei ze, ‘gewoon bij ons in de kelder.’ Ze bladerde tot ze een plaatje had gevonden van een meisje wier borsten het prille ontluiken allang voorbij waren en van wie het bosje schaamhaar niet meer doorzichtig was. ‘Zo is m'n zus,’ beweerde ze en tikte met haar vinger op de pagina. Toen keek ze naar mij en bladerde een fors aantal bladzijden terug. ‘Wist je dit wel?’ ‘Natuurlijk,’ antwoordde ik en kneep tussen mijn duim en wijsvinger een schelpje fijn. Ze keek aandachtig naar de afbeeldingen en beet intussen haar nagels af tot de weke, rode rand. ‘Weet jij nou wel of niet wat een zeepok is?’ probeerde ik opnieuw. Ze keek op van haar boek met iets verwijtends in haar blik. Toen zei ze kattig: ‘Je weet toch dat ik omgekeerd geboren ben?’ ‘Omgekeerd geboren?’ Ze zuchtte en wendde haar hoofd van mij af. ‘Toen ik geboren werd,’ sprak ze na een korte pauze routineus, ‘kwamen eerst mijn voeten naar buiten en pas als laatste mijn hoofd. Daardoor kon er onvoldoende zuurstof bij mijn hersenen komen, waardoor het nu veel moeilijker voor me is om sommige dingen te onthouden. Daarom moet ik waarschijnlijk ook naar de mavo in plaats van naar het vwo.’ Ik geloofde haar niet, maar haastte me om te zeggen: ‘Nou, een zeepok is niets bijzonders hoor; 't is een soort pukkel op een steen, die opengaat wanneer je 'm in het zeewater legt. En dan komen er allemaal kleine pootjes naar buiten die voedsel zoeken.’ Ik aarzelde even voor ik er aan toevoegde: ‘Dus ook de pootjes eerst.’ Ze klapte het boek resoluut dicht en vroeg: ‘Wil je die andere nou nog zien, of niet?’ ‘Graag,’ antwoordde ik. ‘Het is een hele goeie,’ zei ze en drukte het in mijn handen. ‘Er staan alleen geen plaatjes in, dat is wel jammer.’ Op de voorkant stond een diepgebruinde man die zich vol overgave over een blonde, aantrekkelijke vrouw heenboog. Zij was licht door haar knieën gezakt en had haar bovenlichaam in extase achterover gebogen. Zijn behaarde hand, die net iets boven haar billen rustte, diende ter | |
[pagina 472]
| |
ondersteuning. Ik knikte waarderend, maar dacht: dit ga ik dus mooi niet lezen. ‘Die twee doen 't samen,’ zei Nina, en ze vouwde haar armen over elkaar. ‘Moet je 'm lenen?’ Ik sloot mijn ogen en schudde ontkennend mijn hoofd. Ze was verbaasd. En beledigd. Hoe was het in hemelsnaam mogelijk dat ik dát niet wilde lezen. Maar ze hield zich in en zei alleen maar: ‘Nou, dan niet.’ Ik draaide mijn hoofd van haar weg en hoorde dat ze opstond. Pas toen ze wegliep durfde ik haar na te kijken. Ze wandelde naar de handdoeken, zocht haar spullen bij elkaar en klom over het duin het strand af. Ik haatte haar op dat moment. En ik dacht: Als ze straks thuis komt krijgt ze vast vreselijk op haar kop. Want haar moeder vindt die stomme kloteboeken en scheldt haar helemaal verrot. Ligt ze mooi de hele middag te huilen. Ik groef mijn tenen in het zand en schopte het kleffe bergje de lucht in. Toen stond ik op en kieperde zonder aarzelen de schelpen uit de emmer. Met mijn blote voeten trapte ik ze allemaal kapot. Daarna draaide ik een rondje als een discuswerper en gooide de emmer het water in. Om de paar tellen zag ik het roze plastic even bovenkomen, waarna de golven het weer verder meetrokken. | |
IVJarenlang had ik het contract bewaard in de bovenste la van mijn bureau. Ik las het nooit na, maar wist het te vinden. Er had ook een trouwboekje kunnen liggen. Vlak voor Nina's vertrek zou ik het tevoorschijn kunnen halen. ‘Nien, moet je es kijken wat ik gevonden heb!’ Ik wist bijna zeker dat ze in de lach zou schieten en het vervolgens naast zich neer zou leggen. Jeugdsentiment. Wel aandoenlijk, maar niet iets om serieus te nemen. Ik hou niet van mensen die hoofdschuddend terugkijken op de jaren waarin hun hart het nog won van hun hoofd. En omdat er volgens mij in de loop van de tijd nooit echt iets veranderd was tussen ons, vond ik dat ik het recht had om koppig te zijn en het contract te beschouwen als een geldig bewijs dat ze blijven moest. Bij mij. Ik keek vanuit mijn kamer naar de huizen van de overburen en reken- | |
[pagina 473]
| |
de uit dat ik nog ongeveer een uur de tijd had om Nina op haar plichten te wijzen. Ik hoef alleen de huiskamer maar binnen te lopen en het contract op haar knieën te leggen, dacht ik. Maar ik bleef bij het raam staan en keek toe hoe de buurman een plaid uitklopte en daarna met eindeloze precisie de punten weer bij elkaar bracht. Vervolgens was er de vogel, de dakgoot, een schoorsteenpijp. Mijn ogen dwaalden van het ene punt naar het andere, maar vonden nergens lang rust. Toen ik even later mijn deur opendeed, was ik verbaasd over de stilte in de gang. De deur naar de woonkamer was dicht. Ik drukte op het lichtknopje en liep langs de wc en het trapgat naar het einde van de gang, waar Nina's kamer lag. Do not disturb waarschuwde een label aan haar deurkruk, maar de deur stond op een kier en haar bed was leeg. Ik ben ik stond er op een button die naast de spiegel hing. Die was me voorheen nooit opgevallen. In de woonkamer stond de tv nog aan. Edo had naar een buitenlandse zender gezapt waar een voetbalwedstrijd bezig was. De ontvangst was zo slecht, dat je de rugnummers met geen mogelijkheid uit elkaar kon houden. ‘Bàf!’ zei hij, als reactie op de ferme voorzet van één van de spelers. Nina leunde tegen hem aan en sliep. Toen ik me op een stoel liet vallen keek Edo op en zei: ‘Hé, ik dacht dat jij al sliep.’ ‘Ik zou het niet kunnen.’ ‘Ik ook niet. Ik ga altijd laat. Tjézus wat een misser!’ Nina schrok op van zijn abrupte beweging en kreunde. Ze wreef met de rug van haar handen in haar ogen en kwam langzaam overeind. ‘Mmmww, wat ben ik moe,’ zuchtte ze. Versuft staarde ze naar de tv en vroeg: ‘Waar zit je nou weer naar te kijken?’ Hij trok haar tegen zich aan en kuste haar kruin. ‘Ga jij nou maar slapen kleintje.’ Ze geeuwde en kwam moeizaam overeind. ‘Kom jij dan ook?’ Hij schudde zijn hoofd en zei: ‘Straks.’ ‘En jij,’ vroeg Nina toen ze langs me liep, ‘ben jij niet moe?’ ‘Ik ben klaarwakker,’ zei ik, ‘wat mij betreft verhuizen we de spullen vannacht nog.’ ‘Gek mens,’ lachte ze en gaf me een duwtje tegen mijn schouder. Ik hoorde haar de kamer uitsloffen en via de gang naar de badkamer lopen. Straks ga ik haar achterna, dacht ik, dan dwing ik haar om het contract te | |
[pagina 474]
| |
lezen. Ik hoorde het water in de wasbak stromen en stelde me voor dat ik naast haar ging staan om samen in de spiegel te kijken. Als ze de kraan dichtdraait wacht ik dertig tellen, dacht ik, daarna sta ik op. ‘Goal!’ riep Edo uitgelaten. | |
VHet zomerhuis van Nina's ouders lag in de duinen; vijf minuten lopen van zee. De avond na onze ruzie lag ik doodstil bovenin het stapelbed en luisterde naar Nina's ademhaling. Verder was er niets om naar te luisteren; van buiten drongen geen geluiden door en het huis zelf was zo goed geïsoleerd dat we ook haar ouders niet konden horen. Mijn lichaam gloeide van de zon. Hoe zou het zijn als ik een jongen was, dacht ik. Zou ik me dan langs het trappetje naar beneden laten zakken en voorzichtig haar slaapzak openritsen? ‘Nina,’ fluisterde ik, ‘slaap je al?’ Er kwam geen antwoord. Ik wilde heel graag naast haar liggen. Naast iemand of naast haar? ‘Nina?’ Ik bedacht dat ik hier, in deze volstrekt neutrale kamer, zij aan zij met haar wilde liggen. Zoals vanmiddag op het strand, maar dan heup aan heup, arm aan arm, wang aan wang, en dan zomaar een beetje over de edele delen babbelen. Ik sloot mijn ogen en probeerde me voor te stellen hoe dat zou zijn. Ik lichtte het dak van het huis en bezag ons vanuit vogelvlucht. De kamer was nauwelijks groter dan het bed. Ik lag op mijn rug en verroerde me niet. Nina lag op haar zij en steunde met haar hoofd op haar hand. Haar elleboog rustte in het hoofdkussen. Ze stelde me dezelfde vraag als die middag, maar dan anders; vriendelijker. Ze vroeg het zo, dat ik rustig mijn ogen dicht durfde doen om na te denken. En als ik het wist, of niet wist, dan kletsten we wat. Zomaar. En ik vroeg: ‘Nina?’ ‘Ja?’ ‘Nina, wat denk je, passen wij bij elkaar?’ En dan knikte ze instemmend en liet haar hand over mijn lichaam dwalen. Niet zoals een minnaar over het lichaam van zijn geliefde strijkt, maar onnadrukkelijker. Alsof ze plukjes stof van mijn schouders veegde, en de namen van klasgenootjes tussen mijn tepels schreef. En ik keek naar de | |
[pagina 475]
| |
korte, afgebeten nagels en lachte als het topje van haar pink in het kuiltje van mijn navel zakte. Ik vond het net alsof haar vingers een eigen leven leidden; mini meisjes aan een tros, die met hun kleine, gelakte schoentjes rond mijn navel trippelden en pas na eindeloos veel pasjes tot stilstand kwamen, om vervolgens allemaal tegelijk neer te storten op mijn buik. Juist toen ik rustig uit wilde ademen, fluisterde Nina in mijn oor: ‘Wij zijn ladylovers.’ Waarna de korte vingers weer razendsnel uit hun ruststand omhoog kwamen; als de poten van een spin die op zoek ging naar zijn prooi. Ik duwde mijn heupen omhoog, maar liet ze onmiddellijk weer zakken omdat ik schrok van het gekraak van de spiraal. ‘Ben jij wel eens bang?’ Haar vingers zochten nieuwsgierig hun weg tussen mijn benen en lieten zich niet afleiden door mijn vraag. ‘Ik ben bang.’ ‘Je moet niet kijken,’ zei ze. ‘Sluit je ogen en volg gewoon de route van mijn handen.’ ‘Nina?’ Ze kon niet weten wat ik droomde, want ze droomde zelf. Haar ademhaling klonk diep en gelijkmatig. Zij was voor niets en niemand bang, dat wist ik wel, maar toch, ik kon het altijd vragen. | |
VIIk zag de contouren van haar lichaam achter het bewerkte glas van de badkamerdeur. Ze hield haar gezicht vlak voor de spiegel en wreef met een watje het vuil van haar huid. Ik voelde me een meisje dat voor het eerst een naakte vrouw bespiedt, maar kon me er niet toe zetten om door te lopen. Het is Nina maar, sprak ik mezelf krachteloos toe. Ze heeft haar tanden gepoetst en reinigt nu haar gezicht. Dat doet ze elke avond, dus ook vandaag. Het was voor het eerst dat ik haar nabijheid niet vanzelfsprekend vond. En het was voor het eerst dat ik me wilde verzetten tegen haar vertrek. Maar mijn trots weerhield me ervan om voor Nina op mijn knieën te gaan. Haar vragen om te blijven leek me absoluut onmogelijk. En ze verdient het niet, dacht ik, ze verdient het niet dat ik haar mijn afhankelijkheid toon. Want Nina ziet me niet. Nina ziet Edo en Edo ziet Nina. Maar mij niet. Mij ziet ze niet. Ik raakte mijn achterzak aan, om me ervan te | |
[pagina 476]
| |
verzekeren dat het contract er nog in zat. En juist op dat moment ging de deur van de badkamer open en kwam ze het halletje ingestapt. Ze droeg mijn kimono; een donkerblauwe met een geborduurde draak op de rug. Haar kleren van die dag, wist ik, lagen nu in een slordige prop op de wasmand. ‘Hé,’ zei ze verrast, ‘ik wist niet dat je stond te wachten.’ Waarom was het me nooit opgevallen dat die kimono haar zo mooi stond? Het zijde reikte tot halverwege haar dij en vertoonde een split zodra ze ging lopen. Boven de stoffen ceintuur plooiden de panden zich als een sjieke, openvallende blouse. Nina geeuwde en rekte zich uit zo veel ze kon. Toen ze weer ontspande, lachte ze en zei: ‘Nou, truste hè.’ Ze draaide zich om en liep naar haar kamer. Een paar seconden later hield ik haar in een ijzeren greep. We stonden op de drempel van haar praktisch lege kamer en Nina zei ‘au’. Het klonk zo alledaags en weinig overtuigend, dat ik bang was dat er nog iets luidruchtigers zou volgen. ‘Hou je mond,’ fluisterde ik daarom, ‘Edo mag ons niet horen.’ Ze keek mij aan via de spiegel die boven de wastafel hing; recht tegenover de deur. Nina hield haar mond en wachtte af. Ik probeerde intussen te verzinnen wat ik verder met haar zou doen. Uiteindelijk dwong ik haar stapje voor stapje naar het bed te lopen, terwijl ik de rechterarm gedraaid op haar rug bleef drukken. Zodra ze met haar been tegen het bed aan stootte, liet ik los en draaide haar razendsnel om. Ze deed niet eens een poging om me weg te duwen. Zonder tegenstribbelen stond ze toe dat ik haar op haar rug duwde en bovenop haar ging zitten. Haar armen drukte ik boven haar hoofd in het kussen. Toen ik haar eindelijk recht in de ogen keek, zag ik dat ze me onderzoekend opnam. Ze vroeg: ‘Wat ben je eigenlijk van plan, Tes?’ Op dat moment benijdde ik alle mensen die wéten wat ze doen en recht op hun doel af gaan. Ik volgde alleen maar mijn gevoel. En dat gevoel had me nu zo ver gekregen dat ik haar achteroverdrukte op het bed. Toch niet niks, vond ik. Moest er nu nog meer gebeuren? Lange tijd bleef ik haar het antwoord schuldig. ‘Mijn neus,’ verbrak Nina uiteindelijk de stilte. ‘Jeuk?’ vroeg ik snel. Ze slikte en bewoog ontkennend haar hoofd. ‘Ik wil weten wat je er van vindt.’ Ik opende mijn mond, maar wist ineens niets meer te zeggen. | |
[pagina 477]
| |
‘Te groot?’ hielp ze. Ik boog mijn armen zo diep, dat ik er vlak boven kwam te hangen. De neus was kort en spits, met verhoudingsgewijs brede, beweeglijke neusvleugels. Als Nina ontroerd was, trilden die vleugeltjes mee. Ik nam alle details rustig in me op voor ik me weer opdrukte en antwoordde: ‘Nee. Je neus is goed.’ Vervolgens draaide ze haar hoofd naar links. Ze schraapte haar keel en zei: ‘Eerlijk zeggen.’ Ik bekeek het oor eerst van een afstand. Het was opvallend klein en oogde een beetje verfrommeld. Misschien was het ooit veel groter geweest was, dacht ik, maar heeft God vlak voor haar geboorte de randjes wat naar binnen gevouwen alsof het een hompje klei was. Het moest tenslotte wel het oor van een meisje worden. ‘Nou?’ vroeg Nina. Ik bracht mijn lippen naar haar oor en ademde langzaam uit. Toen fluisterde ik: ‘Het is een rommeltje.’ Ze kreunde en draaide haar hoofd weer terug. Haar mond was een verhaal apart. De lippen leken op de hartjes die ik vroeger in mijn agenda tekende, maar dan wat meer gerekt in de breedte. Zelf vond ze haar lippen het mooist, dus toen ik daar naar keek, zei ze: ‘Mijn mond is goed, dat weet ik zeker.’ ‘Hoe weet je dat zo zeker?’ Ik vond dat het nu míjn beurt was om te bepalen wat er mooi was en wat niet. ‘Van Edo,’ antwoordde ze. ‘Wat weet Edo daar nou van?’ Ze gaf geen antwoord, maar deed haar mond daarna zo wijd open dat ik de huig kon zien en de klieren die achter haar trillende tong opdoemden. ‘Ja, ja,’ zei ik nu zakelijk als een arts. ‘Zegt u eens A.’ ‘Aaa.’ ‘Nog een keer.’ ‘Aaa.’ ‘Heel goed, dank u.’ Toen ze haar kaken weer sloot, rimpelden haar lippen. Daarop liet ik voor het eerst haar handen los en streek met de wijsvinger van mijn rechterhand over de zachte, roze huid van haar mond. Nina liet haar armen boven haar hoofd in het kussen rusten, alsof ze nog steeds niet bewegen kon. | |
[pagina 478]
| |
‘Kun jij je nog herinneren dat wij ooit een contract sloten?’ vroeg ik. Ze glimlachte en knikte. ‘Echt waar?’ Ik begon te blozen en dacht: Nu bedenkt ze wat ze van mij vindt. Ze heeft haar armen vrij om mij te slaan, haar woorden klaar om mij te beledigen. Maar ze zei alleen: ‘Heb ik wel eens gelogen dan?’ Mijn ogen schoten onrustig heen en weer van haar linker- naar haar rechteroog en weer terug. Waarom kon ik niet zien wat ze dacht? Moesten mensen dan altijd maar blindelings vertrouwen op wat de ander zei? ‘Je bent los,’ zei ik. ‘Je kunt zo ontsnappen.’ Toen ik zag dat ze geen aanstalten maakte, pakte ik nogmaals haar polsen en boog me over naar haar gezicht om het te kussen. | |
VII‘Als je heel stil blijft liggen vertel ik een verhaal.’ ‘Ik kan niet stil liggen,’ zei Nina. ‘Toch moet het, anders vallen we er uit.’ ‘En als ik míjn matras nu op de grond leg?’ ‘Stil. [...] Het is 1 oktober 1991.’ ‘Ja.’ ‘In het centrum van de grote stad wonen twee vrouwen.’ ‘Ja.’ ‘Ze zijn mooi en intelligent en ze gaan al jaren met de mode mee, want dat hebben ze ooit afgesproken. Aan hun raamkozijn hangt een lichtreclame van het café waar ze 's avonds na het werk een drankje drinken.’ ‘Wat drinken ze?’ ‘Martini.’ ‘En?’ ‘De ene vrouw werkt voor de tv, terwijl de ander iets met gehandicapte kinderen doet.’ ‘Nee, dat wil ik niet.’ ‘Wat?’ ‘Dat van die kinderen. Dat wil ik niet.’ ‘Maar dat heb je laatst zelf gezegd.’ ‘Ja, toen! Maar dat kan tegen die tijd toch heel anders zijn?’ ‘Het is maar een verhaal.’ | |
[pagina 479]
| |
‘Dat is niet waar.’ ‘Nou goed, wat wil je dan?’ ‘Model.’ ‘Model? Jij?’ ‘Ja.’ ‘Nou goed. De ene vrouw werkt bij de tv en de ander doet iets als model.’ ‘Is model.’ ‘Ja, wie vertelt er hier nou een verhaal? Als jij het beter kan, doe jij het dan.’ Als ik mijn ogen sloot dan zag ik alles voor me. Ons huis, de straat en de stad. En wij daar middenin als koppel waar alles om draaide. Hoor hoe hun hakken op het trottoir tikken, en kijk nu toch hoe elegant hun kleren zijn! We zouden ons voortbewegen als engelen in een gevaarlijke stad. Nooit een vlek op onze rokken, nooit een smet op onze naam. Kleine meisjes renden ons achterna en knappe mannen slenterden onder onze ramen. Het was altijd zomer en er viel nooit een onvertogen woord. Ik wist het zeker; zo zou het gaan. Tes-sa! Ni-na! Tes-sa! Ni-na! Tes-sa! Ni-na! ‘Vertel dan verder,’ zei Nina na een lange stilte. ‘Jij weet het toch beter?’ hield ik af. ‘Nee-hee.’ Ik bleef hardnekkig zwijgen, maar Nina won uiteindelijk omdat ze vroeg: ‘Hoe ziet het huis er uit?’ ‘Heel licht,’ antwoordde ik daarop automatisch. ‘Want er komt veel zon in hun appartement en ze houden van zachte kleuren. En alles wat er staat is van hun samen,’ ging ik na een aarzeling verder. ‘De meubels, het servies, maar ook hun kleren.’ ‘Alles?’ vroeg Nina vertwijfeld. ‘Alles,’ antwoordde ik resoluut. Ze kroop nog dichter tegen me aan en zei: ‘Mooi wel.’ Eindelijk lagen we heup aan heup en werden langzaam lomer. Op het randje van de slaap vroeg ik Nina: ‘Maak jij het verhaal straks af?’ Ze kreunde en rolde zich van mij af. ‘Morgen,’ beloofde ze. |
|