Tirade. Jaargang 38 (nrs. 350-355)(1994)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 527] [p. 527] Marieke Jonkman Op de foto Of de besneeuwde hei niets voor me is, naakt. De fotograaf mompelt nonchalant. In vrieskou, vraag ik benauwd, terwijl hagel mij striemend raakt? Goed, aan de bosrand, in prikkeldraad van bramen als dat kan. Ten dode toe? morst hij wat voor zich heen. Kan je bevroren bloed tot bloedkoralen slaan? [pagina 528] [p. 528] Brief Ik ben een bloedvlek in de sneeuw, een pompoentje bungelt aan mijn ijsmuts, de lucht is sneeuwgrijs en de uiterwaarden zijn onbenoembaar wit. Ik zie mezelf gaan. Ik wou dat de vouw in deze broek ontbrak en dat laarzen niet ontbraken. Een jager passeert. De ogen zijn van ganzen vervuld, de veer op zijn hoedje wuift. Ik ben gelukkig en heb het niet koud. Mijn vriendin heeft mij in vuur en vlam gezet. Ze schrijft dat ze zich nachten heeft ontzien en een rode vrouw in de sneeuw heeft geschouwd. [pagina 529] [p. 529] Moeder Zoals jij dochters verzorgde. Een godin moest je zijn. Je deed je schort af en droogde tranen, speelde een spel, keek geen tv. Kjken door jouw ogen, horen door jouw oren, eten met jouw handen, proeven met jouw tong. Levensgevaarlijk was dat: met aandacht en precisie kan je kinderen dooddrukken. Ik begrijp je woede: het is nooit goed. Zo is het, het is nooit goed. Daar ben je moeder voor. Zelfs een godin roept weerstand, jaloezie en doodslag op. [pagina 530] [p. 530] Dochter Wie eeuwig schuilt, verzet geen voet. Soms moet ze van mijn schoot en, koud gegaan, spelen met wie haar naar het leven staan. Ze huilt omdat ze jarig is, de dood zag komen die boosaardig zwaaide met zijn rode vlag. Ze vlucht naar vaders schoot, zijn stoppels en zijn zure ademstoot. Vorige Volgende