Scheurtanden als ze lacht.
Geen angst voelt hij bij haar, hij eet uit haar hand.
Ligt opnieuw aan haar borst. Drinkt.
Krijgt foto niet terug, want zij spaart ze.
Niet de foto's, maar de mannen.
Het hoofd dat ze hebben verloren.
Niet haar woord, maar haar wezen. Haar heerlijke aanwezigheid, als hij aan tafel geschoven alvorens te beginnen, zijn handen aan weerszijden van het bord legt.
Legt, de eenzaamheid beu, zijn hand op de hare, die zij niet terugtrekt. Op haar ring ter grootte van een kastanje, die zij niet zal afdoen. Ook niet zal zij haar hand op de zijne leggen.
Niet haar hand, maar haar stem.
Niet de angst, maar het verdriet of het gevoel door haar te worden bedrogen.
Niet bedrogen. Ze zegt namelijk niets.
Ze is namelijk de werkelijkheid zelf.
Hij niet, hij is het sprookje. Hij is geestig, maar het lukt hem niet haar aan het lachen te krijgen.
Vertelt hij de mop van zijn vriend die na jaren terugkeerde uit de