Tirade. Jaargang 38 (nrs. 350-355)(1994)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 520] [p. 520] Tonnus Oosterhoff Het kan niet beter dan zo over de volle breedte, ik gevoel mij bedron- ken. En als ik ga omdat ik moet gaan, ga ik aan kanker attaque ongeval met de wagen. Ik ben dor ik ben sappige peer. Ik word uitgepikt door rijm en ritme, nee, door ritme en rijm, dat klinkt beter. Ik ben uitstreelbaar (eerste klas muurverf). Ik ben het spook in de (ik ben) kamer op zich. Geen einde te vinden houd ik niet op. Simpele zinnen subtiel geen dwaas. [pagina 521] [p. 521] Ik. Droomde ik niet als kind brandende toren twaalfender commodore minnaar van het eindklassement? Ik mag lang wachten tot mij dat toevalt. Ik zit nu hier. Heb een veer aan mijn arm om wat het haalt te geven te hebben. Maar niet van uit binnen; ik verzing wat door de windgaten aan- waait. Kijk de winter, iets over de winter, iets Hendrik de Vries, kijk een inval. Een losse inval jongens, met niets verbonden. Overdag slaap ik, kerkuilste in een welluidende streek. Vorige Volgende