Tirade. Jaargang 38 (nrs. 350-355)(1994)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 514] [p. 514] Robert Anker Ballade van mijn kat die zich afvraagt waarom ik zo vaak van huis ben Het is dat halve bewustzijn dat mij parten speelt Misschien waardoor het voelt alsof ik niet meer heel Ben binnen is niet langer buiten dat ik weet Dat ik besta bedoel ik en bepaald niet eeuwig Denk ik zie de muis onder mijn poot (of leeft Hij nog dat is nooit zeker bij een muis ineens Spurt hij weer weg) waarom zou uit mij het leven Niet vertrekken dat jij mij vindt als ik dit beest En jou dan ooit een hoger dier en dat dan weer... Hoe dan ook ik kan niet slapen en ik beef Soms van angst al weet ik niet waarvoor wanneer Jij niet thuis bent en dat ben je bijna nooit Als jij er bent rol ik mij op en dooft mijn hoofd Of ik doe gedachteloos een route langs De dingen knipoog naar het licht beruik de plant Bestreel mijn flanken aan een poot wat jou jaloers Kan maken als je 's morgens vroeg de deur uit moet Maar blijf dan toch eens thuis en dommel voor de buis Daar is dat ding toch voor om niet te hoeven denken Cafés terrassen dansen dat is wat jou wenkt Denk je want je denkt dat ze daar het echte Leven schenken het is om niet de tijd te voelen Stromen ik weet als halve kat wat je bedoelt Als jij niet thuis bent en dat ben je bijna nooit Dan heb ik ook herinneringen dat je ooit Wel eens een vrouw meebracht wat jij een lekker ding Noemt ja lekker warm en zacht en naar seringen [pagina 515] [p. 515] Soms geurend maar ook wilder vochtig zilter Dan mijn visje van de markt ik kan het niet vinden Als gevoel maar als vermoeden want deze poes Is immers kaltgestellt in sexualibus Misschien is dat van al jouw ongedurigheden De oorzaak alsdat je niet als ik besneden bent En zuchtend slaap ik in tussen jullie benen Soms zit je hier een avond met een vriend de geest Komt uit de fles en waait naar alle kanten heen Oudehoeren noem je dat en jullie praten Je leven in de steigers o ja ik waak vaak Bij jullie woorden woorden woorden ik bepeins Mijn geworpenheid (wij waren met z'n vijven) Dat ook ik misschien gedoemd tot vrijheid ben Tot existentie om te kiezen wie ik ben Maar nu ik dit bedenk is alles al gekozen Sterker nog doordat jij mij hebt uitverkoren Uit ons nest ben ik geworpen in dit huis Nu daar verkies ik het om dadelijk deze muis Op je kussensloop te leggen met de groeten Van je poes die dat weet je dit pas doet Als je niet thuis bent en dat ben je bijna nooit (Goed die kop eraf dan is hij zeker dood) Ach je bent ook heus een schat ik zal binnenkort Eens lekker voor je spinnen en keiharde kopjes Geven als je weggaat laat je altijd licht aan (Niet nodig) of je laat de radio aanstaan (Vergeten) met muziek die mij wel aanstaat Jazz Laat Jazz op Vier Michiel de Ruyter Grensmuziek op waar ik nog maar net buiten Ben impulsen klopsignalen wat mij troost Als jij niet thuis bent en dat ben je bijna nooit Ook spreek je mij soms toe op het antwoordapparaat Goed je kunt niet weten dat ik je versta Maar stom vind ik het wel dat poessie poessie poes Ik halve kat ik niet praten maar je moet Je moeder bellen die al minstens vier keer staat ze Roepend op dat stomme apparaat ik versta d'r [pagina 516] [p. 516] Slecht door dat dialect maar met je zoon Begrijp ik is iets dringends aan de hand hij woont Toch hier waarom moet je moeder uit haar dorp Stil stil daar is ze weer ik kan het echt niet volgen Je benne ammaar uitverdan we hewwe gien nôsie Weer je zitte net zô passies benne de tône ...Verlegen lillek... van Jakob... draai dat apparaat Toch eens af... blieb blieb blieb... een dof geraas Van muziek cafégeluiden luid geproest Poessiepoessiepoes je baassie Nico poes [pagina 517] [p. 517] Ballade van mijn tante die opbelt om mij te feliciteren met mijn verjaardag of ik haar Want wij zijn jarig op dezelfde dag een raadsel Dat nooit is opgelost want dat zij zoveel jaren Ouder is dan ik hoe kan dat samenvallen Een mysterie dat al zweefde in de stallen Van de boerderij het schemerlicht de deur Ineens de zonverliche keuken en de geur Van koffie maar van de grote mensen het gezeur Dat ik al zo'n grote jongen maar de keur Van taartjes op het tafelzeiltje maar oom Henk Voor wie ik vaak een beetje bang ben hij schenkt Mij een CB'tje in een grapje dat ik ken om De tantes - ‘voor zo'n jongen!’ - obstinaat te maken O deed ie dat ja het was een grappenmaker Zegt tante wat hew ik toch grôot houwen van die man Al was hij nog zo smerig als hij uit het land Kwam mijn ogen lichtten op als ik hem zag Wat zeg je jongen twintig jaar alweer da's lang Praat ze hevig uit de pas met mijn gevoel Omdat uit de verloren tijd zo'n hevig gevoel Van geluk mij aanwaait en alweer voorbij trekt Mijn zieltje vacuum trekt onder het grijze spek Van de herinnering ik hap naar adem tante Even hoesten ja verkouden eeuwig want de Bijeengeblevenheid verloren onberuikbaar In de tijd verpakt maar soms een geur onstuitbaar Het cellofaan verscheurt daarnet iets in je stem [pagina 518] [p. 518] Of het hier ook tocht tante nou en of een oude Bovenwoning kieren gaten en een houten Kale vloer dat vinden wij niet warm maar mooi De warmte is voorbij jij hield toch ook van mooi Maar niet tussen de koeien maar wel in de jeep Daar gingen jullie mee naar Hoorn naar toneel Ochot die koude jeep maar dat je dat nog weet Dan boende ik eerst de prut en stront nog van de wielen Deer hé je de melkboer al ik bel je wel terug Hoeft niet tante... opgehangen maakt ze een praatje Aan de deur van haar aanleunwoning waar ze Na de dood van oom lekker bij de kinderen Vonden zij in hun verre dorp wilde Moeder dat natuurlijk hoefde zij geen scrabble Meer met Corrie Kos en met mijn moeder kletsen Hoefde niet na zestig jaar met al die mensen De Plattelandsvrouwen heb je hier toch ook Hè moeder dat ze intussen allemaal groot En klein (en dood) alweer verhuisd maar dat is leuk Daar is broer Piet (91) uit weer een ander dorp de reuk Van het nest gevolgd en maar dat kan ze nog niet weten Volgend jaar komt zuster Geer (88) uit het Zeeuwse De gelederen versterken als haar man Plotseling gestorven zal o jee daar knalt Tante uit mijn antwoordapparaat niet af Gezet hoe werkt dat ding te laat dus bel ik haar Om haar eindelijk te feliciteren met haar Zesentachtigste verjaardag en zij mij Met mijn verloren jaren zeikerd denk ik spijt Zegt ze waarom zou je want je raakt niets kwijt De herinnering duurt langer dan de tijd Moeder anders wel die weet nooit niks van vroeger Och heden moeder ja maar die is bij de tijd Die volgt alles maar waarom zou je dat doen Het is een rot wereld dat zegt ze zelf en hoe Guster het ze me nag beld maar ik bedoel Wat kunnen zij en ik daar nou aan doen en ook Wij hoeven toch niet meer de kinderen zijn nu groot [pagina 519] [p. 519] (En jullie bijna dood tante hoe gaat dat toch Met zoveel sterven vlak voor de deur gestort De opgebroken weg de vlakte daarachter Maar waarom gaat er met jou meer van mij tante Dood dan als mijn moeder ben jij soms een nauw Bepaald en onverdund gevoel in mij en houdt Mijn moeder zich in al mijn hersencellen op Vandaag vallen wij weer samen tante toch Neem mij mee naar het hooi de zware koeielucht De rinkelende emmer schemerlicht de deur Van de keuken koffie) - shit daar heeft ze op Gehangen want ik zei natuurlijk niks terug De opgebroken lijn de seinen langs mijn rug Vorige Volgende